ch 7 versie 2 Flashcards
psychosociale problemen
problematische psychische, emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerde opvoedprocessen bij kinderen en jeugdigen. Dit gaat verder dan het denken in stoornissen.
Sociale ontwikkeling
ontwikkeling van sociaal gedrag. Sociaal gedrag is al het gedrag dat gericht is op anderen: relaties, bewustzijn, wenselijkheid van gedrag, Theory of Mind, morele ontwikkeling. Vooral externaliserende problemen uiten zich op dit gebied.
Emotionele ontwikkeling
ontwikkeling van emoties. Emoties worden door de hersenen geproduceerd als reactie op een externe of interne stimulus. De verwerking van deze stimuli gebeurt vaak onbewust en geconditioneerd. Gevoelens zijn een bewuste registratie van de emoties. De emotionele ontwikkeling bevat 3 domeinen: expressie, begrip en regulatie. Internaliserende problemen uiten zich vooral op dit gebied van de ontwikkeling.
Gehechtheid
balans tussen exploratie van de omgeving en nabijheid bij de opvoeder.
Rond het 2e half jaar krijgt een baby een uitgesproken voorkeur voor bepaalde personen bij wie ze veiligheid zoeken in situaties van stress. De kwaliteit van gehechtheid kan gemeten worden met de Strange Situation Procedure.
Relaties met andere kinderen.
Leeftijd en sekse hebben invloed op het soort vriendschap dat een kind/jongere heeft. Bij jonge kinderen draaien relaties om het samen dingen doen; relaties zijn vaak van korte duur. Bij adolescenten ligt de nadruk meer op intimiteit en vertrouwen. Relaties met andere kinderen kunnen gemeten worden door bijv. een sociogram.
Wenselijk gedrag.
Jonge kinderen: fysiek agressie. Naarmate het kind ouder wordt, wordt agressie meer verbaal. Jongens kunnen wat agressiever zijn dan meisjes. Dit kan een hormonale oorzaak hebben of een cultureel bepaalde oorzaak.
spel
In de eerste 1,5 jaar is spel functioneel. Daarna ontwikkelt het verbeeldend spel, gericht op objecten en het imitatiegedrag. Vanaf leeftijd 2 jaar spelen kinderen constructief en vanaf leeftijd 7 jaar kunnen ze spelen met spelregels. Spel kan goed gemeten worden door observatie.
Bewustzijn van anderen
Rond leeftijd 9 maanden ontstaat er interesse in de aandacht van ouders en gaan kinderen actief de aandacht van anderen richten en volgen. Ze passen zich aan emotionele reacties van anderen aan (social referencing). Sympathie en empathie nemen toe. Bewustzijn kan getoetst worden met de ToM-test, empathievragenlijst of observatie.
Bewustzijn van het zelf.
Gedachten en gevoelens onderscheiden. Zelfbeeld bepalen door sociale vergelijkingen. Ontwikkeling van het ego.
Sociale cognitie
Onder sociale cognitie vallen Theory of Mind, sociale informatieverwerking en de ontwikkeling van moraliteit. Het gaat hierbij om het kunnen inleven in een ander. Er kan onderzoek gedaan worden naar sociale cognitie door een discrepantie te creëren tussen de mentale situatie van het kind en een fictief persoon.v
Expressie van emoties
Imitatie van emoties kunnen al een paar uur na de geboorte gedaan worden. Als een kind 4 jaar is, is de uiterlijke expressie van emoties niet meer te onderscheiden van die van een volwassene. Sociale regels worden zichtbaar en
kinderen leren zich aanpassen aan sociale situaties.
Begrip van emoties
Een 9 maanden oude baby kan emotionele expressie van een
ander relateren aan gedrag van een ander. Vanaf leeftijd 3 jaar kan een kind toenemend onderscheid maken in emoties. De ontwikkeling van emotiebegrip is nauw verwant met verbeelding en ToM (wat denkt iemand en wat voelt iemand). Daarom kan emotiebegrip onderzocht worden met een ToM-test.
Emotie als regulator van sociale interacties
= het kunnen reageren op emoties van
de ander (wederkerigheid).
Emotieregulatie
strategieën om de eigen emotionele toestand beter te begrijpen, te
reguleren en passend te maken bij doelen die nagestreefd worden. emotieregulatie wordt gerelateerd aan afweermechanismen:
- Overcontrole (emoties teveel beheersen) -> internaliserende problemen.
- Ondercontrole (emoties te weinig beheersen) -> externaliserende problemen.
Vragenlijsten
instrument om een inschatting te maken van de aard en ernst van problematiek. Voordelen van vragenlijsten: efficiënt, gestandaardiseerd, onderzoekbaar en transparant. Je kunt inhoudelijke uitspraken doen over iets wat je gevonden hebt.
Expressietests of projectiemateriaal
testen waarbij een kind iets afmaakt (tekening, verhaal, vertelplaat, zin-aanvultesten, spel, etc.). Deze manier van onderzoeken vindt zijn theoretische oorsprong in de psychoanalytische benadering. Het doel is zicht krijgen op het onbewuste van het kind en het product wordt gezien als iemands belevingswereld. Nadeel: het aantal reacties is oneindig groot, waardoor het lastig te standaardiseren is. toch kan het aanknopingspunten bieden om een gesprek aan te gaan met een kind en is er soms een patroon te zien in de reacties van het kind.
Observaties
in alledaagse of testsituaties voor het onderzoeken van bijv. sociaal gedrag, emotie-expressie of psychologische vaardigheden.
Gesprekken en interviews
met betrokkenen om dieper in te gaan op aspecten van het sociaal-emotioneel functioneren.
wat zijn discussiepunten van de onderzoeksinstrumenten
Soms bestaan er verschillen in beoordelingen van een kind van verschillende informanten. Dit kan komen doordat probleemgedrag contextspecifiek is, buiten het zicht van de volwassene gebeurt of überhaupt minder zichtbaar is (internaliserende problematiek). Ook kan het zo zijn dat ouders bewust over- of onderraporteren omdat ze een label wel of niet willen. De kwaliteit van onderzoeksinstrumenten wordt bewaakt door COTAN.