ch3 Flashcards
waarom is vroegkinderlijke diagnostiek belangrijk?
Vroegkinderlijke diagnostiek is van maatschappelijk belang. De eerste 1001 dagen (van
conceptie tot leeftijd 2 jaar) zijn cruciaal voor een gezonde ontwikkeling van het kind.
Daarom maakt goede informatie en begeleiding van ouders over de omgang met het kind
juist in die periode het verschil. Een landelijk actieprogramma dat dit wil bevorderen is
Kansrijke Start.
welke gedragingen laten een pasgeboren kindje zien?
bewegen, luisteren, kijken, reflexen, drinken,
zuigen, imitatie en een bewustzijnstoestand (slapen, wakker, huilen etc.).
wat doet de bewustzijntoestand?
vormt de basis van reactiemogelijkheden
welke zes bewustzijntoestanden zijn er en ligt toe
- Diepe slaap: regelmatige ademhaling en geen (oog)beweging (NREM). Soms een schrikreactie.
- Lichte slaap: onregelmatige ademhaling, soms zuigbewegingen, vaak oogbeweging
(REM), af en toe rustige bewegingen van armen en benen. - Slaperig: ogen zijn (half)open of dicht. Bij open ogen slaperige blik. Rustige bewegingen.
- Alert: wakker en een heldere blik. Weinig motorische activiteit.
- Mopperig: wakker met veel motorische activiteit. Af en toe mopperige vocalisatie.
- Huilen: intensief, echt huilen. Vaak veel motorische activiteit.
Wat kun je met de toestanden
Het is belangrijk je bewust te zijn van de toestanden en je aan te passen aan de toestand
waarin het kind is. De beste toestand om een kind iets te leren is alertheid.
huilgedrag
Pasgeborenen kunnen op verschillende manieren huilen. Daarmee kunnen ze
verschillende gevoelens en behoeften duidelijk maken. Verschillend huilen roept verschil in
verzorgingsreacties op. De hoeveelheid huilen neemt meestal pas met 3-4 maanden af.
wanneer is er sprake van een huilbaby
Een
huilbaby is een baby die 3x3x3 huilt: 3 uur per dag, 3 dagen in de week, voor een periode
van 3 weken.
hoeveel huilt een pasgeboren kindje
1.5 uur
hoeveel huilt een kindje na 6 tot 8 weken
2 tot 2,5 uur per dag
wat zijn reflexen?
automatische reacties, georganiseerde gedragspatronen.
welke soort reflexen zijn er en waarom zijn ze belangrijk?
loopreflex, oogknipperen, rooting (= zoekbewegingen voor voeding), zuigen, grijpreflex, Babinski reflex (tenen). moro
(= schrikreactie).
Al die reflexen zijn belangrijk om te kijken of het zenuwstelsel werkt en alle aspecten mee doen. Na een maand of 3 kun je de reflexen minder goed zien, want dan veranderd het in spontaan bewegen naar doelgericht bewegen.
welke vormen van diagnostische onderzoek zijn er voor vroegkinderlijke diagnostiek
- Observatie = kijken naar kinderen en achtergrondkennis gebruiken om dat te koppelen.
- Tests = gestandaardiseerde observaties waarbij je materiaal gebruikt. Wat kan het kind?
- Vragenlijsten = vragen stellen aan de ouders over het gedrag van een kind. Doel: beeld
vormen over het kind. - In samenwerking met andere professionals:
o Hersenactiviteit: EEG, MRI, fMRI.
o Bloed- of speekselonderzoek: is er een biologische (dis)balans?
o Eye tracking onderzoek = de oogbewegingen van een kind volgen met behulp van
een computerscherm met infraroodcamera. Waar kijkt het kind naar? Resultaat van
dit onderzoek kan gebruik worden voor bijv. onderzoek naar vormen van aandacht.
waarvoor worden diagnostische instrumenten bij wetenschappelijk onderzoek gebruikt en waarvoor in de praktijk?
Diagnostische instrumenten worden bij wetenschappelijk onderzoek gebruikt om in te
zoomen op een specifiek probleem en nieuwe diagnostische mogelijkheden te ontdekken. In
de praktijk worden diagnostische instrumenten gebruikt om na te gaan of er sprake is van
een probleem, en zo ja, in welke mate (screening, onderkenning en verklaring). Daarnaast
kunnen ze gebruikt worden voor het monitoren van het effect van een interventie: is er
verbetering te zien?
wat wil je weten bij het onderzoeken van het functioneren van een kind bij vroegkinderlijke diagnostiek?
- Hoe gaat het met het kind?
- Hoe gaat het met de ouders?
- Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen
ouders en kind? - Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?
Jonge kinderen kunnen vaak nog niet goed vertellen hoe
het met hen gaat, waardoor het extra belangrijk is om de
andere punten mee te nemen in het onderzoek. De
verwachting is dat de ontwikkeling van een kind omhoog
gaat, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. daarom is een
procesmatige benadering met monitoring en follow-up noodzakelijk.
welke ontwikkelingsdomeinen zijn er bij het jonge kind en ligt toe
- Somatische ontwikkeling = groei en gezondheid.
- Neuromotorische ontwikkeling = ontwikkeling van het brein en motoriek: neurologisch
functioneren, kwaliteit van bewegen en de fijne en grove motorische vaardigheden. - Cognitieve ontwikkeling = het verwerven, verwerken, opslaan en toepassen van
kennis: logisch redeneren, executieve functies, ruimtelijk inzicht, geheugen, kennis, taal. - Sociaal-emotionele ontwikkeling = ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid:
temperament, gehechtheid, gedrag, emotionele expressie, sociale vaardigheden, morele
ontwikkeling, karakter.
Bij het ordenen van problemen die een kind zou kunnen hebben, gebruik je deze domeinen.