Bourdieu Flashcards
Klasse (Bourdieu)
Beroepen die onderling vergelijkbaar zijn in kapitaalbezit
Habitus
‘Habitude’ (gewoonte). Duurzaam geheel van in de primaire socialisatie verworven gewoonten of disposities (of ‘neigingen’) (Bourdieu)
Kapitaalstructuur
Het relatieve aandeel van economisch-/cultureel kapitaal bij een beroep of in een cluster van vergelijkbare beroepen (Bourdieu)
- Veel of weinig economisch cultureel kapitaal
Distinctieprofijt
Sociaal breed erkende onderscheid in levensstijl tussen zij die haven aan de sociale ladder staan en alle anderen (Bourdieu)
Pierre Bourdieu (1930-2002) (4)
- Meest bekende (onderwijs)socioloog
- Algemene theorie van het handelen
○ Theorie die al het doen en laten van mensen kan vatten - Zeer belangrijke rol van onderwijs(onderzoek)
- Culturele reproductietheorie
○ Sociale klassen niet alleen economisch-, maar ook sociaal en cultureel kapitaal
○ Sociale ongelijkheid en reproductie hiervan verklaren
Soorten cultuur (2) Bourdieu
1) Legitieme cultuur
○ Cultuur hogere sociale klasse
2) Arbeidersklasse
○ Zij moeten zich cultureel aanpassen aan legitieme cultuur
○ Lukt zelden helemaal
○ Uitzonderingen: bevestigen regels
○ Versterkt ongelijkheid
Klassenmodel (Bourdieu)
- Ontwikkeld in Frankrijk jaren 1960-1970
- Lijkt op theorie van Marx (sociocentrisme)
○ Maar tegen economische determinisme (2 klassen)
○ Economische tegenstelling bepaalt niet rest van de samenleving - Vooral culturele reproductietheorie
○ Rol van cultuur (bovenbouw van Marx): taal, levensstijl, smaak, …
○ Cultuur door ongelijkheid - Afhankelijk van beroepspositie (gelinkt aan inkomen en diploma) –> Kapitaalbezit (globale kapitaalvolume)
○ Eigen kapitaalvolume (vermogen) maar ook van ouders - Klasse bepaalt levensijl/cultuur (klassenhabitus)
Klassen –> afhankelijk van globale kapitaalvolume (Bourdieu) (3)
a. Burgerij (hogere klasse) –> esthetische habitus
b. Middenklasse (kleinburgerij)
c. Arbeidersklasse (het volk)
Dimensies van kapitaalbezit (confrontratieperspectief) (3) (3-4-3)
Bourdieu
1) Kapitaalvolume (globaal kapitaal) –> Hoe hoger globaal kapitaal –> hoe hoger de klasse
a. Economisch kapitaal
b. Cultureel kapitaal
c. Sociaal kapitaal
2) Kapitaalstructuur
a. Veel economisch kapitaal – Weinig cultureel kapitaal (fabriekseigenaar; veel economisch, weinig cultuur)
b. Weinig economisch kapitaal – Veel cultureel kapitaal (hoogleraar; veel cultuur en weinig economisch)
c. Uitzonderingen: Beide hoog (chirurg)
d. Arbeidersklasse hebben van beide niet zoveel, daarom
→ bepalend twee klassenfracties
3) Sociale traject
a. Stijgers
- Bedienden, goed geplaatste ambtenaren
- Stijging voor zichzelf of voor kinderen
- Puriteins ascetisme –> goede culturele wil
b. Dalen
- Vroeger veel economisch kapitaal
- Ambachtslui/leraren
- Gaan achteruit in status
c. Nieuwkomers
- Door verandering van economie een positie gekregen
- Onbekend welke richting ze op gaan
- Dienstensector, ICT (recent ontstane groepen)
- Alternatief aristocratisch ascetisme
–> Speelt vooral bij de middenklasse. Bij andere klasse minder stijging en daling mogelijk
Kapitaalvolume (globaal kapitaal) –> Hoe hoger globaal kapitaal –> hoe hoger de klasse (3)
Bourdieu
a. Economisch kapitaal
- Inkomen en bezit
- Erfgoed
- Kan worden omgezet in cultureel kapitaal (bijles ‘kopen’)
b. Cultureel kapitaal
- Onderwijskapitaal/kennis
- Diploma’s
- Algemene kennis van waarden over gedrag, ethiek en esthetiek
- Culturele objecten, zoals boeken
- Kan worden omgezet in economisch kapitaal (meer verdienen met diploma)
c. Sociaal kapitaal
- Bestaat uit geheel van relaties van een individu
□ Netwerk waarmee economisch en cultureel kapitaal kan doorgegeven worden
□ Bezit van individu (niet relationeel niveau)
□ Kan worden ingezet om andere doelen te bereiken
□ Moet wel in worden geïnvesteerd
- Teken van respectabiliteit en eerbaarheid
□ Als je in nood bent, dat je naar iemand toe kan
- Hoe breed netwerk is
- Sociaal Kapitaal (SK), naast economische en cultureel kapitaal
○ Sociaal kapitaal wat minder belangrijk
○ Afhankelijk van economisch en cultureel kapitaal
○ Aantal connecties met veel economische en cultureel kapitaal
- SK houdt ongelijkheid in stand
○ Negatieve invulling
○ Anders dan functionalisme
- “Old Boy Networks”
○ Netwerken/connecties
○ Niet elke connectie is belangrijk
○ Politieke contrast met Putnam & Coleman
Klassenfracties: (4)
Bourdieu
1) Luxe habitus
○ Burgerij, laag cultuurkapitaal, hoog cultuurkapitaal
○ Functie is niet van belang
○ Luxe gedrag; geld verspillen (niet functioneel inzetten)
○ Succesvolle zzp’er, zonder veel diploma’s, bekende artiesten
2) Aristocratiesch ascetisme
○ Intellectuele fractie/culturele burgerij
○ Burgerij, hoog cultuurkapitaal, laag cultuurkapitaal
○ Uitpakken met culturele kennis; leven voor hogere waarden
○ Geen hoge kosten, maar wel cultuur
○ Functie is niet van belang
○ Uit nood, omdat ze niet geld hebben om uit te pakken
○ Verpleegkundigen, laboranten
3) Puriteins ascetisme
○ Middenklasse
○ Hopen/willen op een stijging naar burgerij, maar te klein inkomen/vermogen
○ Spaarzaamheid en discipline
○ Het is te zien dat ze het willen proberen; verschil is te zien (slechte kopie; culturele misstappen)
○ Burgerij is echt wel anders en zal voor lopen
○ Zij denken na over of zij er bij passen/het goed doen, burgerij gaat dit vanzelf
4) Realistische habitus
○ Arbeidersklasse
○ Functioneel
○ Alles moet een functie hebben, omdat je ook niet meer middelen hebt
○ Niet hoop om te stijgen; tevreden mee
○ Keuze voor het noodzakelijke
Klassenhabitus
Bourdieu
- Primaire socialisatie = Klassensocialisatie → habitus (=klassenhabitus)
- Scharnier in relatie tussen klassenposities en levensstijlen
- Bij elk individu is iets collectiefs
- Onbewust duwen in richting van gewoontes die horen bij hun klassen
- Habitus bestaan uit verschillende disposities (grondhoudingen)
- Is gedetermineerd bij bepaalde klasse, voelt aan als “zichzelf zijn”
- Disposities sturen gedrag zoals een operating system (≠ apps)
○ Zien als een sturende software - Klassenfracties hebben specifieke/kenmerkende habitus (specifieke levensstijl)
- Determinisme
○ Niet helemaal determinisme, want er is secundaire (onderwijs) en tertaire (werk) habitus
○ Correcties mogelijk acculturatie, maar fundamentele transformatie onmogelijk
- Primaire habitus te belangrijk
- Stereotype threat
- Grote veranderingen blijven raar aanvoelen - Esthetische disposities/habitus
○ Esthetische dispositie= hogere klasse
○ Onderscheidt burgerij van arbeidsklasse
○ Vorm (op zichzelf bekijken) –> hogere klasse VS inhoud (functie) kiezen –> lagere klasse
○ Vermogen om objecten op en voor zichzelf te bekijken, los van functie/gebruikswaarde/inhoud; afstand nemen van nut
○ Keuzes maken, zoals muziek, studie, leesgedrag, enz. - Strijd om legitieme cultuur: Welke cultuurhabitus binnen burgerij wel of niet een algemene erkenning verdienen (waarderingsstrijd)
Hoe komt ongelijkheid tot stand? (3) (Bourdieu)
- Kinderen uit middenklasse en arbeidersklasse: minder cultureel-, economisch- en sociaal kapitaal (deficit-theorie)
- (Klein)burgerij heeft symbolische macht
○ Onderwijs gericht op kapitaal en habitus van de burgerij
○ Gericht op kinderen van hogere klasse
- Gericht op niet-functioneel/bepaald taalgebruik
○ Maar door onderwijs zelf komt dit allemaal neutraal over
- Keuzes worden objectief voorgelegd
- Symbolisch geweld: eigen superioriteit opleggen, gericht op elite
- Niet logisch dat het gericht is op hogere klasse, maar wordt toch gedaan
○ Arbeidsklasse en lagere middenklasse een culturele bagage die niet minder waardevol zijn dan elitekind
- Vindt dat leerlingen die een andere taal spreken geen taalachterstand hebben
- Afhankelijk van welke betekenis mensen geven aan culturele uitingen
- Wordt wel als minder waardevol gezien door symbolische macht - Zelfeliminatie
○ (Doll test)
○ Resultaat van symbolisch geweld
○ Minder geloof in zichzelf
○ ‘de universiteit is niet voor mensen zoals wij’ of ‘wij hebben een taalachterstand’
Sociaal kapitaal (Bourdieu)
- Bestaat uit geheel van relaties van een individu
□ Netwerk waarmee economisch en cultureel kapitaal kan doorgegeven worden
□ Bezit van individu (niet relationeel niveau)
□ Kan worden ingezet om andere doelen te bereiken
□ Moet wel in worden geïnvesteerd - Teken van respectabiliteit en eerbaarheid
□ Als je in nood bent, dat je naar iemand toe kan - Hoe breed netwerk is
- Sociaal Kapitaal (SK), naast economische en cultureel kapitaal
○ Sociaal kapitaal wat minder belangrijk
○ Afhankelijk van economisch en cultureel kapitaal
○ Aantal connecties met veel economische en cultureel kapitaal - SK houdt ongelijkheid in stand
○ Negatieve invulling
○ Anders dan functionalisme - “Old Boy Networks”
○ Netwerken/connecties
○ Niet elke connectie is belangrijk
○ Politieke contrast met Putnam & Coleman
Kapitaalstructuur (4)
(Bourdieu)
a. Veel economisch kapitaal – Weinig cultureel kapitaal (fabriekseigenaar; veel economisch, weinig cultuur)
b. Weinig economisch kapitaal – Veel cultureel kapitaal (hoogleraar; veel cultuur en weinig economisch)
c. Uitzonderingen: Beide hoog (chirurg)
d. Arbeidersklasse hebben van beide niet zoveel, daarom
→ bepalend twee klassenfracties