BGM boek Flashcards

1
Q

Waar doen bewegingsgeoriënteerde activiteiten een appel op?

A

Actief worden
Inspanning verrichten
Verplaatsen door de ruimte
In interactie zijn met mensen en dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bewegingsgeoriënteerde methodieken=

A

Doelgerichte werkwijze die bewust en systematisch de interactie tussen de cliënt en zijn omgeving in bewegingssituaties beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Methodisch werken=

A

Gefaseerd, systematisch, transparatn, doelgericht en toetsend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PMT’er methodisch=

A

Verbinden doelgroep, pathologie, hulpvraag, doelstelling en activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bewegingsmethodisch=

A

Toepassen van kennis over arrangeren en uitvoeren bewegingsactiviteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 psychologische referentiekaders zijn er?

A

Psychodynamisch
Humanistisch
Gedragtherapeutisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 benaderingswijze zijn er?

A

Systeemgericht
Lichaamsgericht
Oplossingsgericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 indicatiegebieden zijn er volgens EMCK te onderscheiden?

A
  1. Problematiek uit zich in bewegingsgedrag en beweeg/lichaamservaring
  2. Problematiek vertalen naar beweeggedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Intrapsychisch=

A

Het proces binnenin de cliënt, zijn krachten en klachten en wat hij hierbij voelt en denkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interpersoonlijk=

A

Spanningsveld ik en de ander, de communicatie en interactiepatronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Groepsdynamisch=

A

Processen die in een groep spelen, functioneren in systemen, rollenpatronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vanuit biopsychisch sociaal onderscheiden we 3 dimensies menselijk functioneren:

A

Fysiek= Sensorisch/motorisch
Psychologisch/ Impressioneel/expressioneel
Sociale= Zelf/ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Expressioneel=

A

Aandacht op uiting gaan brengen van emoties en cognitie via lichaamsactie en interactie.
VB: Pesso, controlled approach (Binnen>Buiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Impressioneel=

A

Aandacht richten op het zich bewust worden en waarnemen van lichamelijke gewaarwordingen.
VB: Geleide fantasie oefening (Buiten>Binnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sensorisch=

A

Aandacht op zintuigelijke waarneming en de evt verbalisatie
VB: Sensorelaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Motorisch=

A

Aandacht op zichtbaar en actief bewegen en bewegend verhouden
VB: Runningtherapie

17
Q

Toegangskanalen=

A

Zintuigelijke waarneming, deze waarneming heeft invloed op het ervaren van gevoelens en van lichamelijkheid.

18
Q

Wat is het effect van proprioceptie?

A

Dankzij dit zintuig kun je positie van lichaamsdelen waarnemen

19
Q

Ervaren=

A

Interne proces van een mens als reactie op een gebeurtenis