BGM boek Flashcards
Waar doen bewegingsgeoriënteerde activiteiten een appel op?
Actief worden
Inspanning verrichten
Verplaatsen door de ruimte
In interactie zijn met mensen en dingen
Bewegingsgeoriënteerde methodieken=
Doelgerichte werkwijze die bewust en systematisch de interactie tussen de cliënt en zijn omgeving in bewegingssituaties beïnvloedt.
Methodisch werken=
Gefaseerd, systematisch, transparatn, doelgericht en toetsend.
PMT’er methodisch=
Verbinden doelgroep, pathologie, hulpvraag, doelstelling en activiteit
Bewegingsmethodisch=
Toepassen van kennis over arrangeren en uitvoeren bewegingsactiviteiten.
Welke 3 psychologische referentiekaders zijn er?
Psychodynamisch
Humanistisch
Gedragtherapeutisch
Welke 3 benaderingswijze zijn er?
Systeemgericht
Lichaamsgericht
Oplossingsgericht
Welke 2 indicatiegebieden zijn er volgens EMCK te onderscheiden?
- Problematiek uit zich in bewegingsgedrag en beweeg/lichaamservaring
- Problematiek vertalen naar beweeggedrag
Intrapsychisch=
Het proces binnenin de cliënt, zijn krachten en klachten en wat hij hierbij voelt en denkt.
Interpersoonlijk=
Spanningsveld ik en de ander, de communicatie en interactiepatronen
Groepsdynamisch=
Processen die in een groep spelen, functioneren in systemen, rollenpatronen.
Vanuit biopsychisch sociaal onderscheiden we 3 dimensies menselijk functioneren:
Fysiek= Sensorisch/motorisch
Psychologisch/ Impressioneel/expressioneel
Sociale= Zelf/ander
Expressioneel=
Aandacht op uiting gaan brengen van emoties en cognitie via lichaamsactie en interactie.
VB: Pesso, controlled approach (Binnen>Buiten)
Impressioneel=
Aandacht richten op het zich bewust worden en waarnemen van lichamelijke gewaarwordingen.
VB: Geleide fantasie oefening (Buiten>Binnen)
Sensorisch=
Aandacht op zintuigelijke waarneming en de evt verbalisatie
VB: Sensorelaxatie