Artikel Vak in schema's Flashcards

1
Q

Gezonde mensen en schema’s

A

Veranderen mee door nieuwe ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet schematherapie?

A

Pakt de oude onaangepaste schema’s aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar zorgen de onaangepaste schema’s voor?

A

Deel van de persoonlijkheid en beïnvloed de waarneming in het hier en nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurd er als een schema een herhalend patroon wordt?

A

Vermogen basisbehoeften bevredigen wordt verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel schema’s zijn er?

A

18> 5 domeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een modi?

A

Meerdere schema’s worden getriggerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar staat de cognitieve diagnose voor?

A

Intake
Schema vragenlijst
Modi vragenlijst
Imaginatie oefening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar werkt de vak therapie aan?

A

Gezonde kanten van de client

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar ga je met denken aan de slag?

A

Onbewuste gedachten, overtuiging, basisassumpties, ID,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat ga je met voelen aan de slag?

A

Focus op lichamelijke gewaarwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat ga je met handelen aan de slag?

A

Gedrag behoort niet tot een schema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke therapeutische attitude?

A

Actief en directief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is limited reparing?

A

Therapeut zorgt voor corrigerende emotionele ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat limited voor?

A

Natuurlijke grenzen therapie en cliënt leert behoeften zelf te ontmoeten en te verdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is gently pushing?

A

Stimuleren en doseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 manieren zijn er om modi te benaderen?

A

Direct= 1 schema
Semi-direct= Groepsthema’s raken eigen doelen
Indirect= Werken in medium, ervaringen vestigen in geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Domein 1= Onverbondenheid en afwijzing = belangrijkste. Welke schema’s?

A

Verlating
Wantrouwen/misbruik
Emotionele verwaarlozing
Minderwaardigheid/schaamte
Sociaal isolement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Oefening bij schema verlating

A

Uit groep stappen en lichaamssignalen herkennen

19
Q

Oefening bij schema wantrouwen

A

Symbolisch werken, bewust worden lichaam

20
Q

Oefening bij schema emotionele verwaarlozing

A

Afstand en nabijheid, toelaten aanraken en wiegen

21
Q

Oefening bij schema minderwaardigheid

A

Middelpunt staan, kracht en bewegen benutten, lichamelijke beleving

22
Q

Oefening bij schema sociaal isolement

A

Durven deelnemen, vertrouwens oefeningen, aandacht voor samenstellen groepjes (trigger)

23
Q

Domein 2 verminderde autonomie en prestatie

A

Afhankelijkheid
Kwetsbaarheid
Verstrengeling
Mislukking

24
Q

Oefening bij schema afhankelijkheid

A

Fysiobal, boogschieten, acrogym, stoeivormen, spel kiezen en scheidsrechter

25
Q

Oefening bij schema kwetsbaarheid

A

Ademhalingsoefeningen, loskomen trampoline en spannende oefeningen

26
Q

Oefening bij schema verstrengeling

A

Stoeivormen en samen trampoline springen

27
Q

Oefening bij schema mislukking

A

In beweging komen, eigen kracht ontdekken, beweeg en lichaam ontdekken, running therapie

28
Q

Domein 3: Verzwakte grenzen

A

Op je rechten staan
Onvoldoende zelfcontrole

29
Q

Oefening bij schema op je rechten staan

A

Teamspirit en reëler beeld

30
Q

Oefening bij schema onvoldoende zelfcontrole

A

Doseren kracht, energie en kracht gericht leren gebruiken, constructief boosheid gebruiken

31
Q

Domein 4 Gericht op andere

A

Onderwerping
Zelfopoffering

32
Q

Oefening bij schema onderwerping

A

Krachtig neerzetten, stem, boosheid uiten, onderscheid kracht en boosheid, uit dubbelgevouwen mat komen

33
Q

Oefening bij schema zelfopoffering

A

Voor jezelf en je lichaam zorgen, zorg en nabijheid toelaten

34
Q

Domein 5: Overmatige waakzaamheid en geremdheid

A

Emotionele geremdheid
Extreem hoge eisen

35
Q

Oefening bij schema emotionele geremdheid

A

Spontane uitingen, dansen, stoeien en trommelen

36
Q

Oefening bij schema hoge eisen

A

Ontspanningsoefeningen en stoppen met willen winnen

37
Q

Wanneer is schematherapie werkend?

A

Als je contact maakt en samen vorm geeft met de client

38
Q

Waar moet de therapeut op focussen bij modi afstandelijke beschermer?

A

Herkennen benoemen en zoeken contact

39
Q

Waar moet de therapeut op focussen bij modi bestraffende ouder?

A

Herkennen, bevechten, tegenspreken loyaliteit

40
Q

Waar moet de therapeut op focussen bij modi het boze kind?

A

Ruimte geven en aandacht onderliggende gevoelens

41
Q

Waar moet de therapeut op focussen bij modi het vrije kind?

A

Genieten spelen, doe maar

42
Q

Waar moet de therapeut op focussen bij modi gezonde volwassene?

A

Stimuleren, ondersteunen en voorbeeld geven

43
Q

Waar moet de therapeut op focussen bij modi kwetsbare kind?

A

Troosten en bescherming geven