Aantekeningen trauma Flashcards

1
Q

Wat zijn de hoofdsymptomen van trauma?

A

Herbeleving
Vermijden
Continu prikkelbaar, verhoogd arousal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvan is de impact van een trauma afhankelijk?

A

Veerkracht
Steun om je heen
Opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat moet je doen als je omgeving je begrijpt?

A

Delen en praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van een trauma?

A

Negatief zelfbeeld
Moeite interpersoonlijk contact
Somatische klachten
Seksueel disfunctioneren
Moeite emoties reguleren
Verandering alertheid en bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurd er als er je hyperarousal hebt?

A

Extreem aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er als je hypo alert bent?

A

Extreem in dissocatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke onderdelen van de hersenen zijn betrokken bij trauma?

A

Hippocampus= Opslaan informatie
Amygdala= Emoties
Prefrontale cortex= Zoeksysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke plek in het lijf worden emoties veelal gevoeld?

A

In de buikstreek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is dissociatie?

A

Een extreem laag bewustzijnsniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een freeze?

A

Lichamelijk blokkeren, sympathische zs is uitgeschakeld
Hartslag= Normale
Autonome zenwustelsel werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Volgorde dissociatie fase

A

Freeze
Flight/fight
Fright
Flag
Faint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is fight/flight?

A

Lichaam komt in actie, cognitie bevriest, de PF is uitgeschakeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is fright?

A

Het lichaam bevriest
Sympatische zs> Extreem veel O2, glucose
In paniek zijn maar niks kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een flag?

A

Autonome zs verminderd
Emotioneel niks meer voelen
Cognitie gaat steeds meer uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Faint?

A

Volledige uitgeschakeld
Absance> Geen contact meer, desintegratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 begrippen horen er bij psychologische dissociatie?

A

De realisatie en depersonalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de realisatie?

A

Vervreemding van de omgeving, het leven wordt als een droom ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is depersonalisatie?

A

Iemand voelt zich losgekoppeld van zichzelf, alsof je jezelf van buitenaf observeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is lichamelijke dissociatie?

A

Katatonie en mutisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is katatonie?

A

Ernstige verstoring motoriek en gedrag, vb blijven zitten in 1 houding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is mutisme?

A

Spreken lukt niet meer

22
Q

Wat veroorzaakt elk trauma?

A

Een faint

23
Q

Waar uit een trauma zich als eerst in de hersenen?

A

Prefrontale cortex

24
Q

Wat is alexitemy?

A

Onvermogen om emoties te verbaliseren

25
Q

Waarom is PMT goed voor cliënten met een trauma?

A

Je spreekt basala ganglia aan (beweegcentrum) en door te bewegen stijgt de BDNF, reparatie van het brein

26
Q

Waar zorgt EMDR voor?

A

Spanning laten dalen

27
Q

Fase 1 EMDR> vertellen gebeurtenis waarop letten?

A

In tegenwoordige tijd
Gebeurtenis als film omschrijven
Stop de scene waar de spanning stijgt
Koppel negatieve cognitie aan specifieke scene

28
Q

Fase 1 EMDR: Hoe noem je het kiezen van 1 scene waar de spanning stijgt

A

Target selection

29
Q

Fase 1 EMDR: Wat moet je doen als de target selection niet goed gaat?

A

Meer op de schuld zitten of je hebt het verkeerde target geselecteerd

30
Q

Aan welke 4 thema’s kun je het target koppelen?

A
  1. Veiligheid ‘Ik ben in gevaar’
  2. Controle ‘Ik ben machteloos’
  3. Zelfwaardering ‘Ik ben waardeloos’
  4. Schuld ‘Ik ben schuldig’
31
Q

Moet het target iets over de dader zeggen of over jezelf?

A

Jezelf

32
Q

Wat gebeurd er in fase 2 van EMDR?

A

Opnieuw moment voor je stellen hoe je over zou willen denken> Positief
Hoe geloofwaardig is deze cognitie nu op een schaal van 1-7

33
Q

Wat gebeurd er in fase 3 bij EMDR?

A

Terug naar het moment gaan in het hier en nu
Hoeveel spanning geeft het moment je nu op schaal 1-10
Waar voel je de spanning in je lijf?
Vingers volgen en denken aan beeld/gedachten/gevoel

34
Q

Fase 3 EMDR> Wat vraag je om de 30-40 seconde?

A

Wat komt er nu in je op? Steeds doorgaan ongeveer 3 keer

35
Q

Wat gebeurd er in fase 4 van EMDR?

A

Teruggaan naar 1e beeld
Hoeveel spanning geeft dit beeld je nu? (1-10)
Het beeld wordt wazig en doorgaan tot spanning 0 is

36
Q

Hoe werkt EMDR?

A

De herinnering wordt opgeroepen uit het werkgeheugen, en hierdoor moet er gekozen worden

37
Q

Oefenvraag 1: 1. De vorm waarin de mate van dissociatie het hoogst aanwezig is en o.a. gekenmerkt wordt door het contact met de omgeving en zichzelf uit te schakelen noemt men?

A

Faint

38
Q

Oefenvraag 2: Wat wordt bedoelt met de term de realisatie?

A

Iemand ervaart zijn vertrouwde omgeving als onwerkelijk

39
Q

Oefenvraag 3: Belangrijkste kernsymptoom PTSS?

A

Herbelevingen

40
Q

Oefenvraag 4: 4. Activatie van het ventrale gedeelte van de nervus vagus leidt o.a. tot….

A

Verhoogde sociale betrokkenheid

41
Q

Oefenvraag 5: Welk neurologisch substraat is actief volgens de polyvagaal theorie bij dissociatie?

A

Dorsale gedeelte van de nervus vages

42
Q

Oefenvraag 6: Belangrijkste onderdeel bij EMDR is het kiezen van de juiste?

A

Target

43
Q

Oefenvraag 7: Wat is niet 1 van de 4 hoofddomeinen waar de negatieve cognitie over zichzelf bij een EMDR sessie in kan worden geplaatst?

A

Emotieregulatie

44
Q

Wat gebeurd er als je boven je WoT zit?

A

Hyper arousal> Sympatische zenuwstelsel

45
Q

Hoe kun je de WoT vergroten?

A

Mindfullnes> Sympatische zs verminderd, coping manier
Wandelen en fietsen

46
Q

Uit welke 3 kleuren bestaat de polyvagaal theorie?

A

Groen= Cortex goed actief, spontaan
Geel= Limbisch systeem> Fright/flight/freeze
Rood= Hersenstam, oerbrein > Shut down

47
Q

Hypo (onderdrukking systeem) polyvagaal theorie, wat heb je nodig?

A

Shock nodig om je lijf in actie te krijgen

48
Q

Polyvagaal theorie, autonome zenuwstelsel>

A

Nervus vagus = hoofdzenuw
Hersenstam> Hart> Darmen> Longen> Maag

49
Q

Polyvagaal theorie, para sympathische zenuwstelsel>

A

Ventraal (voor)= In de Wot hartslag en bloeddruk
Aanmaak oxycotine (aanraking)

50
Q

Als je boven je WoT zit is je nervus vagus niet actief (waar/onwaar)

A

Waar