Artikel beweging in trauma Flashcards

1
Q

Bij hoeveel personen komt PTSS voor?

A

7-8%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van PTSS?

A

Herbelevingen
Vermijding van prikkels
Negatieve cognities en stemming
Verhoogde prikkelbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de gevolgen van PTSS?

A

Chronische angst
Verstoring impulsregulatie
Seks en relatie problemen
Chronische lichamelijke klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een development trauma disorder?

A

Complex trauma uit de kindertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van een development trauma disorder?

A

Problemen emotieregulatie
Interpersoonlijke problemen
Verandering aandacht en bewustzijn
Verminderd zelf concept
Somatisatie
Verandering systeembetekenis en zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er bij overmodulatie qua hoeveelheid + moment gebeuren trauma?

A

Meer complex, chronisch, meervoudig vaak vroeg kinderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurd er bij ondermodulatie qua hoeveelheid + moment gebeuren trauma?

A

Enkelvoudig trauma in de volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overmodulatie> Wat gebeurd er in het lichaam?

A

Dissociatie
Verdoving
Hartfrequentie omlaag
Autonome arousal verlaagd
Cortisol verlaagd
Huidgeleiding verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ondermodulatie> Wat gebeurd er in het lichaam?

A

Angst
Paniek
Hartfrequentie omhoog
Autonome arousal omhoog
Cortisol omhoog
Huidgeleiding omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het gevolg van overmodulatie?

A

Dissociatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het gevolg van ondermodulatie?

A

Herbelevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kun je het beste doen met een cliënt die over modulatie heeft?

A

Actief bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kun je het beste doen met een cliënt die onder modulatie heeft?

A

Relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 6 fases heeft dissociatie?

A
  1. Freeze
  2. Flight
  3. Fight
  4. Fright
  5. Flug
  6. Faint
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het doel van dissociatie?

A

Overlevingsmechanisme, om de emotionele betrokkenheid te reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het gevolg van dissociatie?

A

Verandering in bewustzijn en verminderde toegang tot gevoelens, gedachten en waarneming

17
Q

Wat moet je doen bij een dominante dissociatie?

A

Actief de motoriek inzetten en geen relaxatie

18
Q

Wanneer gebruik je de combinatie CGT en EMDR?

A

Bij een recent enkelvoudig trauma

19
Q

Wat zijn de fases van het 3 fasen model?

A
  1. Stabilisatie
  2. Integratie
  3. Vewerking
20
Q

Wat gebeurd er in de stabilisatie fase?

A

Verminderen symptomen en controleren

21
Q

Wat is psychoforme dissociatie?

A

Amnesie, depersonalisatie, en derealisatie, verstoringen in tijdsbeleving (de tijd lijkt stil te staan of juist heel snel te gaan), emotionele verdoving en verminderd bewustzijn (‘er niet bij zijn’) en identiteitswijziging (gefragmenteerd zelfbeeld

22
Q

Wat is stress sensitisatie?

A

Verhoogde reactie op prikkels en HPA-as

23
Q

Wat is angst conditionering?

A

Verhoogde activiteit amygdala en verminderde werking prefrontale cortex

24
Q

Existentie angstreactie =

A

Piekeren over eindigheid van het leven

25
Q

Wat is een effectieve behandeling trauma (vd Kolk)?

A
  1. Leren omgaan en tolereren gevoelens
  2. Leren beheersen opwinding en alertheid
  3. Fysieke machteloosheid> Actief handelen
26
Q

Wat is de Polyvagaal theorie?

A

Oude neurale systemen krijgen de overhand

27
Q

Wat betekend SCAN?

A

Ook een beperking in sociale/cognitieve/affectieve functies > Hier ook op richten

28
Q

PMT in stabilisatiefase want

A

Werking van de neocortex is verminderd, dus doelen bereiken via limbisch systeem

29
Q

Waar heb je in de PMT aandacht voor?

A

Lich bewustzijn, reguleren en uiten emoties, toe eigenen lichaam en het gevoel, plezier en positieve interactie #incontactkomenmetlichaam

30
Q

Waarom gebruik je DVD in de PMT?

A

Inzichtelijk maken van het gedrag

31
Q

Wat is een hulpmiddel om het gedrag de emoties en gedachten te ordenen?

A

Thermometer

32
Q

Wat leer je met verkennen, herkennen en erkennen?

A

Coping strategieën aanleren

33
Q

Wat heb je als je een verhoogd WoT hebt?

A

Flight, fight, fright

34
Q

Wat heb je als een verlaagd WoT hebt?

A

Flay en faint

35
Q

Waardoor krijg je een groter WoT?

A

Herkennen en coping aanleren

36
Q

Waar focus je bij ‘ik’ op?

A

Lichaamssignalen ervaren en contact met lichaam

37
Q

Waar focus je bij ik en ruimte op?

A

Zien en ruimte nemen

38
Q

Waar focus je op bij ik en de ander?

A

Wensen en grenzen