Basistermen 9 Flashcards

1
Q

Obscuring factors

A

wanneer geen effect gevonden is (p <0.5), maar er wel effect is dat niet gevonden is door het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Obscuring factor: te zwakke manipulatie

A

Wanneer er wel een effect is maar de manipulatie niet sterk genoeg was om dit effect te vinden in het onderzoek.

Bijvoorbeeld mindfulnesstraining 10 minuten in totaal is zwak, 5 weken 2x per week is sterker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Obscuring factor: ongevoelig meetinstrument

A

Wanneer er wel een effect is, maar het meetinstrument niet gevoelig genoeg is om het te identificeren.

Bijvoorbeeld als ik een vragenlijst heb en alles goed moet zijn voor optie 1, en alles fout voor optie 2. Dan heb je niks tussenin en onvoldoende effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Obscuring factor: plafond- en vloereffecten

A

Wanneer er wel een effect is in werkelijkheid, maar de manipulatie of meetinstrument heeft geleid tot een maximale of minimale score voor iedereen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Obscuring factor: Omgekeerde confound

A

Wanneer er wel een effect is, maar een design confound het effect laat verdwijnen.

Bijvoorbeeld wanneer een trainer bij een mindfulness-experiment gemeen is, wat scores beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Obscuring factor: Spreiding is te groot

A

Wanneer er wel een effect is dat niet gevonden wordt omdat het verschil tussen individuele datapunten groter is. Het gemiddelde kan nog steeds hetzelfde zijn.

Dit komt door:

  1. Meetfout
  2. Individuele verschillen
  3. Omgevingsruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Redenen dat spreiding te groot is in data

A
  1. Meetfout: te veel random variatie waardoor meer spreiding
  2. Individuele verschillen: mensen verschillen al van tevoren, leidend tot spreiding
  3. Omgevingsruis: omgevingsinvloed is anders liggend aan b.v. tijd of locatie, leidend tot meer spreiding.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe vermijd je obscuring factors?

A
  1. Precies meetinstrument
  2. Manipulatiecheck om te kijken of manipulatie sterk genoeg is
  3. Within-groups design (spreiding maakt niet uit)
  4. Meer proefpersonen (om extreme proefpersonen effect te verkleinen)
  5. Gecontroleerde omgeving (ruis vermijden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vermijd je obscuring factors met een precies meetinstrument?

A

Als het meetinstrument sterk is dan kan het alle niveaus goed meten, wat obscuring factors vermijdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe vermijd je obscuring factors met een manipulatiecheck?

A

Als de manipulatie sterk genoeg is kan obscuring factor door manipulatie vermeden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe vermijd je obscuring factors met een within-groups design?

A

Als je deelnemers hun eigen maatstaaf zijn maakt spreiding niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vermijd je obscuring factors met meer proefpersonen?

A

Als je veel proefpersonen hebt maken outliers niet zo veel uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vermijd je obscuring factors met een gecontroleerde omgeving?

A

Als je omgeving gecontroleerd is vermijd je ruis/noise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verschil confounds/obscuring factors:

Wel/geen effect

A

Confounds zijn risico wanneer je wel effect vindt, obscuring factors wanneer je geen effect vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschil confounds/obscuring factors:

Verklaring wel/geen effect

A

Confounds geven een alternatieve verklaring voor het effect.

Obscuring factors vormen een verklaring voor waarom er geen effect is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschil confounds/obscuring factors:

systematische of toevallige verschillen condities

A

Confounds gaan over systematische verschillen TUSSEN condities.

Obscuring factors gaan over toevallige verschillen BINNEN condities.

17
Q

Verschil confounds/obscuring factors:

Significant/interpreteerbaarheid

A

Confounds maken een effect onintrepeteerbaar.

Obscuring factors maken dat een effect niet significant is.

18
Q

Hoe groter de effect size, hoe…. de p-waarde

A

Kleiner

19
Q

Hoe groter het verschil tussen gemiddeldes, hoe … effectsize

A

Groter

20
Q

Hoe groter de spreiding van scores binnen de condities, hoe … de effect size

A

Kleiner

21
Q

3 stappen statistische significantie vaststellen

A
  1. Formuleer de nulhypothese (neem aan dar er geen effect is in populatie)
  2. Bereken de p-waarde (kans dat 0 een mogelijke ware waarde is voor de populatie)
  3. Is het statistisch significant?
    p < .05 = verwerp nulhypothese, wel significant

p > .05 houd nulhypothese aan, niet significant

22
Q

Verschil omgekeerde confound en obscuring factor

A

Een omgekeerde confound draait de waargenomen richting van de relatie om door tegeneffect te geven, terwijl een obscuring factor de relatie eerder verbergt of verwatert zonder deze om te keren.