Basistermen 6 Flashcards

1
Q

Quasi-experiment

A

Geen volledige experimentele controle voor onderzoekers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Quasi-onafhankelijke variabele

A

Variabele waar geen volledige experimentele controle over is voor onderzoekers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nonequivalent betekenis bij quasi-experimenten

A

Dit betekent dat de groepen die worden bestudeerd, zoals de experimentele en controlegroepen, niet gerandomiseerd zijn. Ongelijke kenmerken of eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nonequivalent control group posttest-only design

A

Slechts 1x getest na exposure van 1 niveau van de variabele. Alleen posttest, en geen gerandomiseerde groep. Nonequivalent

Dit ontwerp wordt vaak gebruikt in situaties waarin onderzoekers de effecten van een interventie of behandeling willen vergelijken tussen twee groepen, maar geen randomisatie kunnen toepassen. Hier zijn de belangrijkste kenmerken en details van dit type ontwerp:

Experimentele groep: Een afdeling ontvangt het nieuwe trainingsprogramma.
Controlegroep: Een andere afdeling ontvangt geen training of volgt de standaardtraining.
Na de implementatie van het trainingsprogramma worden de prestaties van de werknemers gemeten (bijvoorbeeld door middel van een prestatie-evaluatie). De onderzoekers vergelijken de resultaten tussen de twee afdelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nonequivalent control group pretest/posttest design

A

Een nonequivalent control group pretest/posttest design is een ander type quasi-experimenteel onderzoeksontwerp dat veel wordt gebruikt wanneer onderzoekers de effectiviteit van een interventie willen bestuderen, maar geen randomisatie kunnen toepassen. Dit ontwerp maakt gebruik van zowel pretest- als posttestmetingen, waardoor het mogelijk is om veranderingen in uitkomsten vóór en na de interventie te evalueren.

Stappen:

Voor de interventie (pretest) worden de leesvaardigheden van beide klassen gemeten.
De experimentele groep ontvangt het nieuwe leesprogramma, terwijl de controlegroep de reguliere lessen voortzet.
Na een bepaalde periode (posttest) worden de leesvaardigheden van beide klassen opnieuw gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interrupted time-series design:

A

Een interrupted time series design is een onderzoeksontwerp dat vaak wordt gebruikt in quasi-experimenteel onderzoek om de effecten van een interventie of gebeurtenis over de tijd te bestuderen. Dit type ontwerp maakt gebruik van meerdere metingen van een uitkomstvariabele vóór en na een onderbreking, zoals de invoering van een beleid, programma of gebeurtenis. Hier zijn de belangrijkste kenmerken en details van dit ontwerp:

Stappen:

Verzamel gegevens over het aantal verkeersongevallen per maand gedurende een bepaalde periode vóór de invoering van het beleid (bijvoorbeeld 24 maanden).
Voer het verkeersveiligheidsbeleid in en blijf de gegevens verzamelen voor een vergelijkbare periode na de invoering (bijvoorbeeld 24 maanden).
Analyseer de gegevens om te zien of er significante veranderingen in het aantal verkeersongevallen zijn na de invoering van het beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nonequivalent control group interrupted time-series design

A

Een nonequivalent control group interrupted time-series design is een combinatie van twee onderzoeksontwerpen: het nonequivalent control group design en het interrupted time-series design. Dit type quasi-experimenteel ontwerp wordt gebruikt om de effecten van een interventie of gebeurtenis over de tijd te bestuderen, terwijl tegelijkertijd de effecten worden vergeleken tussen een experimentele groep die de interventie ontvangt en een controlegroep die dat niet doet. Hier zijn de belangrijkste kenmerken en details van dit ontwerp:

Experimentele groep: Stad A ontvangt de gezondheidscampagne.
Controlegroep: Stad B ontvangt geen campagne of volgt een standaard campagne.
Stappen:

Verzamel gegevens over het aantal rokers in beide steden gedurende een bepaalde periode vóór de invoering van de gezondheidscampagne (bijvoorbeeld 12 maanden).
Voer de gezondheidscampagne in Stad A in en blijf gegevens verzamelen over het aantal rokers in beide steden gedurende een vergelijkbare periode na de invoering (bijvoorbeeld 12 maanden).
Analyseer de gegevens om te bepalen of er significante veranderingen zijn in het aantal rokers in Stad A vergeleken met Stad B na de campagne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zit het met de interne validiteit van quasi-experimenten?

A

causaliteit moeilijk te stellen. Aangezien geen experimentele controle over variabele is, kun je confounds moeilijker uitsluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wait-list design

A

Alle participanten krijgen de behandeling, maar wanneer zij dit beginnen is gerandomiseerd.

Dus meting vooraf, makkelijk te zien of interventie de reden was voor veranderingen in metingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maturation threat (interne validiteit)

A

Maturation threat: wanneer in een (quasi)experimental design met een pretest/posttest, een verandering spontaan optreedt over tijd.

Maturation threat verwijst naar de veranderingen in deelnemers die optreden als gevolg van natuurlijke ontwikkeling of veroudering over de tijd, onafhankelijk van de interventie. Dit is vooral relevant in longitudinaal onderzoek waar de uitkomsten gedurende een langere periode worden gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

History threat

A

History threat: extern historische gebeurtenis overkomt iedereen tijdens experiment, mogelijk effect op resultaten.

History threat houdt in dat gebeurtenissen die buiten de controle van de onderzoekers plaatsvinden, invloed kunnen hebben op de uitkomsten van de studie. Dit zijn gebeurtenissen die tegelijkertijd met de interventie plaatsvinden en die de resultaten kunnen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Selection-history threat

A

Selection-history threat: historisch evenement beïnvloedt ALLEEN 1 van de groepen systematisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Regression to the mean:

A

een statistisch fenomeen waarbij extreme metingen (zeer hoog of zeer laag) de neiging hebben om bij een volgende meting dichter bij het gemiddelde van een groep uit te komen. Dit gebeurt niet omdat de werkelijke waarden veranderen, maar vanwege natuurlijke variatie en willekeurige factoren.

Voorbeeld:
Stel, een student haalt onverwacht een extreem hoge score op een toets. Als die student nog een keer een vergelijkbare toets maakt, zal de score waarschijnlijk lager uitvallen en dichter bij zijn gemiddelde liggen, tenzij hij of zij weer zoveel geluk heeft.

Regression to the mean verwijst naar het fenomeen waarbij extreme scores bij de eerste meting de neiging hebben om dichter bij het gemiddelde te liggen bij latere metingen. Dit kan een misverstand creëren over de effectiviteit van een interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Attrition threat

A

Attrition threat: wanneer mensen uit de studie stappen over tijd. Probleem wanneer systematisch bepaalde mensen stoppen, waardoor groepen ongelijk worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Instrumentation threats:

A

wanneer meetinstrument verandert na meerdere keren gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom quasi-experimenten ondanks moeilijke interne validiteit?

A
  1. Interesting phenomena in real worlrd that can’t be otherwise studied.
  2. Good external validity due to being real-world.
  3. Avoids ethical concerns. (such as subjecting people to plastic surgery)
17
Q

Small-N-design

A

Onderzoeks design met weinig mensen (small N).

Nuttig om veel informatie over weinig mensen te krijgen. Ze worden apart beschreven en behandeld.

18
Q

Tekortkomingen Small-N-designs

A

Slechte externe validiteit.

Mogelijk slechte interne, b.v. breinschade hoeft niet de oorzaak te zijn, mogelijk oorzaak elders ondanks unieke breinschade.

19
Q

Stable-baseline designs

A

Onderzoeker observeert gedrag over periode vooraf aan interventie.

Stabiele baseline = veel kans dat verandering door interventie komt.

Small-N design

20
Q

Multiple-baseline designs:

A

Introductie van interventie variëren over proefpersonen zodat je alternatieve verklaringen uit kunt sluiten.

Small-N design

21
Q

Reversal design:

A

interventie stoppen om te kijken of baseline (problem-behaviour) terugkeert.

Small-N design

22
Q

Belangrijkste validiteiten small-n-designs

A
  1. Externe
  2. Construct
  3. Soms statistische