Basistermen 3 Flashcards
Forced-choice questions
- Forced-choice questions: tussen twee> antwoordopties moeten kiezen. Bijvoorbeeld JA/NEE vragen, of de beste twee of meer antwoordopties moeten kiezen.
o Nuttig voor b.v. narcisme tests, politieke tests
Likertschaal
- Likertschaal: opties van b.v. agree tot disagree op een punt-schaal.
Semantic differential format
- Semantic Differential Format: bijvoorbeeld 5-star rating systeem, of een Schaal beoordelen door twee adjectieven (b.v. kwaliteit gemeten van “dit wil ik nooit meer doen” tot “dat was de beste ervaring ooit”.
Leidende vragen
- Leidende vragen: verwoording duwt naar bepaald antwoord
Double-barreled question
- Double-barreled question: twee vragen in 1 stellen. Slechte constructvaliditeit
Negatief verwoorde vragen
- Negatieve verwoorde vragen: veroorzaakt verwarring. Let op: NIET alsin gemeen. B.v: “I disagree that Abortion should never be restricted”. Slechte constructvaliditeit
Response sets
- Response sets: stoppen met nadenken b.v. vanwege desinteresse, en gewoon antwoorden invullen.
Response set Acquiescence
a. Acquiescence: ‘yes-shortcut’. Ja of zeer sterk reageren op alles.
Response set Fence-sitting
b. Fence-sitting: alles in het midden beantwoorden, playing it safe.
Hoe identificeer je response sets?
- Response sets identificeren: sommige vragen omdraaien in verwoording
Sociaal wenselijke antwoorden Faking good en Faking bad:
Waar “faking good” inhoudt dat mensen sociaal wenselijke antwoorden geven om er beter uit te zien, houdt faking bad in dat mensen opzettelijk slechter of negatiever antwoorden geven dan de werkelijkheid. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer iemand:
Observer bias
Observer bias: verwachtingen van observant kunnen effect hebben op hun interpretatie van het geobserveerde gedrag. Dit verandert het gedrag van de participanten niet.
Observer effect
Observer effect: wanneer de verwachtingen van de observant het gedrag van de participant beïnvloedt zodat het in lijn komt staan met hun hypothese of verwachtingen. Dit komt omdat participanten signalen van de observant waarnemen.
Reactivity
Reactivity: participanten gaan zich anders gedragen dan normaal vanwege de observator.
Verschil sample en populatie
Populatie: groep waarover men iets probeert te meten. B.v. NL-se vrouwen
Sample: groep die een populatie doelt te representeren.