Antistolling Flashcards

1
Q

3 stappen van bloedstolling

A
  1. primaire homeostase
  2. vorming van een bloedstolsel
  3. opruimen van bloedstolseel: fibrinolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

primaire hemostase
- 7 stappen
- hoe werken trombocyten: activatie, wat komt hierbij vrij (3) en wat is effect van 1hiervan

A

adhesie bloedplaatjes aan beschadigde vaatwand via VWF–> activatie bloedplaatjes–> stollingsbevorderende factoren (tromboxaan, A2, ADP, serotonine)–> andere bloedplaatjes ook geactiveerd & glycoproteine 2b/3a receptor aan oppervlak–> binding met fibrinogeen–> aggregatie van bloedplaatjes

De adhesie van trombocyten aan subendothelische structuren leidt tot hun activering–> serotonine, ADP en tromboxaan A2 vrij.

Tromboxaan A2 werkt bij beschadigd endotheel vasoconstrictief en stimuleert de
trombocytenaggregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fase 2 stolling: vorming fibrinestolsel
3 stappen

A

tissue factor (tromboplastine, normaal onder oppervlak endotheel) in aanraking met bloed–> binding en activatie stollingsfactoren–> fibrinogeen omgezet in fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar worden stollingsfactoren geprod en wat is hier vaak voor nodig

A

Vrijwel alle stollingsfactoren worden in de lever geproduceerd en bij enkele hiervan (2, 7, 9, 10) is vitamine K noodzakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fase 3 stolling
- doel hiervan
- 2 stappen

A

Fibrinolytische systeem: zorgt voor het weer verwijderen van bloedstolsels als de normale
integriteit van de weefsels is hersteld

Activatie van plasminogeen tot plasmine oiv plasminogeenactivatoren–> onoplosbare fibrine omgezet in oplosbare fibrineafbraakproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pathologische trombose
- naar wie vernoemd
- 3 factoren/ combi hiervan

A

trias v Virchow
- verhoogde stolbaarheid vh bloed
- vertraagde bloedstroom
- beschadiging van de vaatwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de 3 globale groepen van antitrombotica

A
  • directe anticoagulantia (heparine)
  • indirecte anticoagulantia (VKA)
  • trombocytenaggregatieremmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

arteriele trombose
- waarom
- waaruit bestaan deze trombi
- 2 voorbeelden

A

door functionele onderbreking endotheellaag
- witte trombi, vooral trombocyten, weinig fibrine, weinig ery’s
- herseninfarct of hartinfarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling arteriele trombose
1 groep, 3 voorbeelden

A

TARs
Acetylsalicylzuur, Clopidogrel (Plavix), Dipyridamol (Persantin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

veneuze trombose
- waardoor vaak
- wat voor soort trombus
- 2 voorbeelden

A
  • vaak door circulatoire stase–> hypercoagulabele status
  • rode trombi met erytrocyten en fibrine en weinig trombocyten
  • DVT of longembolie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

behandeling veneuze trombose
- 3 groepen met 2, 3 en 4 voorbeelden

A

coumarinederivaten (VKA): acenocoumarol (sintrom), femprocoumon (marcoumar)

heparines: heparine iv, low dose LMWH, high dose LMWH

DOAC: dabigatran, apixaban, edoxaban, rivaroxaban

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

acetylsalycilzuur (ASA)
- welke groep
- hoe werkt dit
- hoe lang werkt het

A

Remt de vorming van het prostaglandine tromboxaan A2 in de trombocyt door irreversibele remming
van het hiervoor benodigde COX

Effect: 10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

clopidogrel
- hoe werkt dit
- reversibel of irreversibel
- hoe lang werkt dit

A

specefieke, irreversibele blokkade ADP-receptor van bloedplaatje–> ADP-afhankelijke activering GP2b/3a-complex irreversibel geremd

10 dagen (levensduur trombo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ticagrelor
- hoe werkt dit
- reversibel of irreversibel
- hoe lang werkt dit

A

blokkeert selectief en reversibel de P2Y12-R–> ADP gefaciliteerde P2Y12 afhankelijke plaatjesactivatie en aggregatie voorkomen

T1/2 ticagrelor 7 uur
T1/2 actieve metaboliet 8-12 uur
-> Korte werkingsduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dipyridiamol
- hoe werkt dit
- hoe lang werkt dit

A

Reversibele plaatjesaggregatieremmende werking
T1/2 12 uur
Korte werkingsduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de 6 indicaties van acetylsalicylzuur en de dosering (voor de cardio)

A

Cardio: 80mg 1dd

  • Secundaire preventie van MI
  • Behandeling van ACS
  • Preventie van cardiovasculaire morbiditeit bij stabiele AP
  • Preventie van graft-occlusie na aorta-coronaire bypass
  • Secundaire preventie na TIA en niet-invaliderend herseninfarct, mits intracerebrale
    bloedingen uitgesloten zijn (icm dipyridamol, tweede keus)
  • Na implantatie van coronaire stents in combinatie met clopidogrel of ticagrelor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de 4 indicaties van Clopidogrel en de dosering

A

75mg 1dd

  • Secundaire preventie na TIA of CVA (eerste keus)
  • Perifeer arterieel vaatlijden (eerste keus)
  • ACS, MI
  • Na implantatie van coronaire stents icm acetylsalicylzuur (vroeger werd hiervoor prasugrel gebruikt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de indicatie van Ticagrelor en de dosering

A

90 mg 2dd

Acuut coronair syndroom (al dan niet met stenting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de indicatie van Dipyridamol en de dosering

A

200mg 2dd1

Secundaire preventie na TIA of een niet-invaliderend herseninfarct icm acetylsalicylzuur (tweede keus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

interacties (3) en bijwerkingen (1) acetylsalicylzuur voor cardio en TARs in algemeen

A

verhoogd risico op bloedingen, vooral bij ouderen

hoger risico op maagbloedingen bij de interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kan je acetylsalicylzuur doorgebruiken bij operaties

A

bij operaties kan je acetylsalicylzuur doorgebruiken als:
- electieve operatie
- te verwachten bloedverlies klein
- bloeding goed bereikbaar om te stelpen

Liever staken als kleine bloeding ernstige gevolgen heeft of als je geen hemostase a vue kan verkrijgen (neurochi, KNO, lever-/nierbiopt). Dan 5 dagen vantevoren staken. Ook staken bij hoog bloedingsrisico maar laag tromboserisico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe lang vantevoren staken voor OK
- Acetylsalicylzuur
- Clopidogrel
- Dipyridamol

A
  • Acetylsalicylzuur/clopidogrel: 5 dagen van tevoren stoppen.
  • Dipyridamol: 1 dag van tevoren stoppen.

Daags na de ingreep wordt de medicatie weer gestart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

(sub) acute situaties en antistolling gebruik

A

Subacute situatie: niet-electieve operatie, waarbij lokale hemostase mogelijk is, verdient het de voorkeur om 3 dagen met de ingreep te wachten.

acute situatie:
- desmopressine (DDAVP) bij inleiding: verbetert adhesie plaatjes aan endotheel–> kortere bloedingstijd. hierbij hoef je geen trombo’s te geven
- peroperatief trombocytentransfusie: kan vanaf 40min na acetylsalicylzuur en 12 uur na clopidogrel toediening
- meeste operaties kunnen onder acetylsalicylzuur wel worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoe werken VKAs/ coumarinederivaten

A

Factor II, VII, IX en X en proteïne-C en -S
zijn afhankelijk van vitamine K

Bij gebruik van coumarinederivaten neemt de concentratie van deze
geactiveerde factoren in het bloed af

–> afname van de fibrinevorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

waar moet je op letten bij het starten met een VKA

A

pas na een aantal dagen werkzaam

dus ter bridging een snelwerkend heparine bij geven voor de eerste dagen als er directe antistolling vereist is zoals bij een trombo-embolie

26
Q

acenocoumarol
- t1/2
- tmax
- hoe lang werking

A
  • t1/2 8u
  • tmax 36-48u
  • werking enkele dagen
27
Q

femprocoumon
- t1/2
- tmax
- hoe lang werking

A
  • t1/2 160u
  • tmax 48-72u
  • werking enkele weken

hiermee kan je een stabielere instelling bereiken

28
Q

4 indicaties VKA

A
  • AF alleen bij CHA2DS2-VASC >1 (bij 0 of 1 risico op tia/cva te klein)
  • mechanische
    klepprothese
  • longembolie
  • diep veneuze trombose
29
Q

belangrijkste bijwerking VKA, bij wie vooral (3) en hoe maak je dit risico kleiner

A

Bloedingen

Grootst bij:
- therapieontrouw,
- onregelmatige alcoholinname
- koortsende ziekte.

INR voor juiste dosering checken

30
Q

wat te doen bij bloeding onder VKA: 2 opties

hoe vaak komt dit voor

A
  • vitamine K geven (bij femprocoumon herhalen op geleide INR door lange t1/2)
  • bij ernstige bloedingen vierfactoren concentraat
    (Cofact), werkt onmiddelijk, ook op geleide INR

Ernstige bloedingen, zoals
hersenbloedingen, bloedingen die een ziekenhuisopname nodig maken of spier- en
gewrichtsbloedingen, komen per jaar bij 1-2% van de behandelde patiënten voor.

31
Q

6 factoren die instelling op coumarinederivaten beinvloeden en waarom

A
32
Q

waarom heeft koortsende ziekte invloed op coumarinederivaten instelling

A

Enzymen die de coumarinederivaten moeten afbreken werken
slechter.

Daarnaast worden stollingseiwitten sneller afgebroken.

Daardoor kan de INR doorschieten.

33
Q

waarom heeft slechte intake invloed op coumarinederivaten instelling

A

Doordat er weinig vitamine K wordt ingenomen, kan de INR
doorschieten.

Daarom wordt de INR tijdens een ziekenhuis opname
vaker gecontroleerd dan in de thuissituatie

(bij acenocoumarol iedere
2-3 dagen en bij fenprocoumon iedere 3-4 dagen).

34
Q

waarom heeft onregelmatige alcoholinname invloed op coumarinederivaten instelling

A

de werking van coumarinederivaten kan worden versterkt door overmatig alcoholgebruik

35
Q

waarom hebben NSAIDs, TARs en corticosteroiden invloed op coumarinederivaten instelling

A

NSAIDs en corticos: gecontra-indiceerd bij coumarinegebruik want zijn ulcerogeen–> verhoogd risico op bloedingen en GI-complicaties

Salicylaten/ TARs: zo min mogelijk geven bij coumarines want verhogen bloedingsrisico, ook acetylsalicylzuur niet in analgetische dosis (>300mg/dag)

36
Q

waarom heeft cotrimoxazol invloed op coumarinederivaten instelling

A

versterkt coumarinewerking

doordat het een remmer is van CYP2C9–> snellere daling van INR–> verhoogd riisco op bloeding

37
Q

waarom hebben anti-epileptica (carbamazepine, fenytoine) en rifampicine invloed op coumarinederivaten instelling

A

anti-epileptica en rifampicine verminderen coumarinewerking

doordat het CYP-enzyminducers zijn

meer risico op trombose dus

Dus hogere dosering nodig om de INR goed te krijgen

38
Q

coumarinederivaten
- streef INR als antistolling
- bij mechanische klep/ longembolie
- couperen VKA en waarvan is dosis afhankelijk (3)

A
  • meestal streef INR 2-3
  • bij mechanische klep/ LE 2,5-3,5
  • VKA couperen door vitK te geven
  • dosis vitK afh van: INR-waarde, streef INR en indicatie

bij actieve bloeding wil je INR <1,7

39
Q

niet-levensbedreigende bloeding onder VKA
- wat geef je en hoe en in welke dosis
- na hoe lang werkt dit
- wanneer max werking
- hoe lang werking

A

5 mg vitamine K oraal of bij hoge uitzondering (cave anafylaxie) i.v.

Oraal effect na 8 uur
IV na 6 uur

Maximaal
effectief na 24 uur,

24-48 uur werkzaam is

Bij fenprocoumon dient vitamine K-
toediening te worden herhaald, gezien de lange halfwaardetijd.

40
Q

ernstige bloeding onder VKA
- wat geef je
- na hoe lang werkt dit

A

geef vitK icm cofact (4-stollingsfactorenconcentraat)

effect is onmiddelijk

je kan effect checken via INR

41
Q

invasieve ingreep onder VKA
- wat moet je doen
- wat doe je bij AF
-

A

altijd VKA stoppen

Bridging kan met therapeutische dosis LMWH of bij uitzondering met ongefractioneerde heparine IV

Bij AF bereken je of bridging nodig is met CHADSVASC.
- bij 0-8 niet nodig

42
Q

4 absolute indicaties voor bridging van VKA bij invasieve ingreep

A
  • AF met CHADSVASC >/= 8
  • Recidiverend DVT/ LE of DVT/LE <3mnd
  • Mechanische klep, reumatisch kleplijden (CAVE vooral mitralis)
  • Biokunstklep <3mnd geleden
43
Q

de 8 onderdelen van chadsvasc

A
44
Q

hoe werkt heparine

wat zijn 2 nadelen van heparine

A

Heparine activeert anti-trombine III–> neutralisering van met name van factor IIa (trombine) en geactiveerde factor X–> omzetting van fibrinogeen in fibrine geremd

Nadeel: moet IV of SC en dat de intensiteit van de antistolling zeer variabel is bij
eenzelfde dosering–> frequent gecontroleerd via aPTT

45
Q

LMWHs
- 2 voorbeelden
- hoe werken ze
- wat is anders dan bij ongefractioneerde heparine
- 2 voordelen
- waar moet je op letten

A

nadroparine en enoxaparine

bevatten fragmenten heparine met laag molecuulgewicht

2-3x sterker anti-Xa en zwakker anti 2a dan normale heparine-> anti-Xa voor checken antistollend effect ipv aptt

voordelen:
- langere t1/2 dus 1-2x daags is genoeg
- antistollende werking is stabieler-> hoeft niet te checken

deels renaal geelimineerd dus dosis aanpassen aan nierfunctie want anders renale accumulatie bij nierinsuff

46
Q

indicaties LMWH
- 5
- welke dosis
- hoe lang gebruik je na operatie

A
  • inleiding op VKA’s
  • verloskundige gynaecologie
  • > 4 dagen immobiel + minimaal 1 risicofactor in Padua prediction score
  • operatie >30min
  • ter bridging voorafgaand aan een operatie bij pre-existent antistolling (VKA/ DOAC) gebruik

standaardprofylaxe nadroparine 1d2850IE

profylactische antistolling start 6-8u na operatie, minimaal 5 dagen of tot weer gemobiliseerd

47
Q

wat is een HIT

A

heparine geinduceerde trombopenie

complicatie bij heparine gebruik

<1% maar hierom toch wekelijks trombo’s checken

48
Q

interacties LMWH/ heparine met 4 andere meds

A
  • nsaids
  • salicylaten
  • VKA
  • corticosteroiden

deze versterken het anticoagulerende effect

49
Q

bloeding onder ongefractioneerde heparine
- niet acute vs acute situatie

A

niet acuut: stop heparine

acuut: heparine couperen met 1mg protamine IV langzaam toegediend

t1/2 ongefr heparine is 1,5-2u en neemt toe met de dosis

let op anafylaxie

50
Q

bloeding onder LMWH

A

acute situatie: protamine 1mg IV langzaam toedienen

maar dit is maar 50% werkzaam

t 1/2 LMWH is 3-4u

let op anafylaxie

51
Q

dabigatran
- werking
- t1/2
- hoe uitgescheiden
- dosis aanpassing nodig?

A

gaat een directe,
reversibele binding aan met stollingsfactor IIa

t1/2 12-14u
verlengd bij slechte nierfunctie: bij eGFR<30 tot 27-34u
–> dosisaanpassing of VKA

80% renaal geklaard

pt >80: dosis 2d110mg

52
Q

rivaroxaban
- werking
- t1/2
- hoe uitgescheiden
- dosis aanpassing nodig?

A

gaat directe, reversibele binding aan met stollingsfactor Xa.

t1/2 5-9u
kan tot 11-13u verlengd

33% renaal geklaard dus geen dosisaanpassing nodig bij nierinsuff

53
Q

apixaban
- werking
- t1/2
- hoe uitgescheiden
- dosis aanpassing nodig?

A

gaat directe, reversibele binding aan met stollingsfactor Xa.

t1/2 12u

27% renaal geklaard dus geen dosisaanpassing nodig bij nierinsuff

54
Q

edoxaban
- werking
- t1/2
- hoe uitgescheiden
- dosis aanpassing nodig?

A

gaat directe, reversibele binding aan met stollingsfactor Xa.

t1/2 10-14u

35% renaal geklaard dus geen dosisaanpassing nodig bij nierinsuff

55
Q

wanneer schrijf je geen doac voor

A

bij mechanische klepprothese en AF met matige tot ernstige mitralisstenose

56
Q

2 nadelen doac

A
  • verminderd zicht op therapietrouw (want geen INR check nodig)
  • beperkte ervaring
57
Q

3 voordelen doac

A
  • gebruiksgemak
  • kortere werkingsduur
  • minder vaak intracraniele bloedingen

bij gelijke effectiviteit als VKA

58
Q

hoe maak je een keuze welke doac je geeft

A

patientkarakteristieken

59
Q

interacties DOAC

A

bij dabigatran: alle meds die nierinsuff geven

bij alle DOACs: let op bij verapamil, erytromycine en keto- en itraconazol door inhibitie/ inductie van CYP3a4

–> dosisaanpassing of over naar VKA

60
Q

bloeding onder DOAC

A

bij dabigatran: couperen met idarucizumab

apixaban, edoxaban en rivaroxaban: couperen met cofact

apixaban en rivaroxaban: andexandet alfa