Antibiotics Flashcards

1
Q

wat is het werkingsmechanisme van beta-lactam AB?

A
  • NAM en NAG zijn suikers van de peptidoglycaan laag van bacterien
  • Haaks hierop worden weer suikerketens gezet
  • transpeptidase = penicilline bindend eiwit haalt een stukje van die dwarse suikergroepjes af en maakt een verbinding tussen twee suikergroepjes = kruisverbindingen
  • hierdoor stevige structuur van bacterie celwand

Beta-lactam AB;
- binden aan transpeptidase (PBP)
- hierdoor kunnen de kruisverbindingen niet gemaakt worden
- lysis van bacterie (tgv remming van de groei van de celwand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is grofweg gezegd het effect van beta-lactam AB op bacterien?

A

Bactericide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke AB vallen in de groep van de beta-lactam AB?

A
  1. penicilinnen
    a) penicilline
    b) flucloxacilline
    c) amoxicilline
  2. Carbapenems:
    a) meropenem
    b) imipenem
    –> Mogen niet zo maar voorgeschreven worden, maar specifiek toestemming voor nodig
  3. Cefalosporines
    a) 1e gen: cefazoline (peroperatieve profylaxe)
    b) 2e gen: cefuroxim
    c) 3e gen: ceftriaxon, cefotaxim, ceftazidim (alleen IV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem van flucloxacilline de volgende dingen:
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- resistentie

A
  • breedte: smalspectrum mn op huidbacterieen
  • Soort: beta-lactam AB (penicillinen)
  • werking + effect:
    Verstoord de celwandsynsthese (peptidoglycanen)
    = bactericide
  • Indicaties
    a) s. aureus MITS methicilline gevoelig (dus GEEN MRSA)
    b) huidinfecties met bacteriële oorzaak
  • huidbacterieen op andere plekken: hart, bot, gewricht
  • IV bij patienten met ernstige infecties in de huid, hartkleppen, gewrichten of bloedbaan
  • bijwerkingen (relatief weinig)
    a) misselijkheid en braken
    b) allergieën
  • contra-indicaties
    a) combinatie met bacteriostatisch AB
    c) dosis aanpassen aan nierfunctie!
  • resistentie
    Weinig want ongevoelig voor beta-lactamase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem van amoxicilline de volgende eigenschappen
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- resistentie

A
  • breedte: breed spectrum
    a) gram+ aeroob
    b) gram- aeroob
    c) gram + en gram- anaeroob
  • Soort: beta-lactam AB (penicillinen)
  • werking + effect:
    a) verstoord de celwandsynthese
    b) bactericide
  • Indicaties:
    a) volwassenen: pneumonie
    b) kleine kind: gecompliceerde LWI (suspensie)
    c) vaak in 1e lijn
  • bijwerkingen:
    a) zeer vaak diarree
    b) geen verminderde werking anticonceptie pil
  • contra-indicaties
    a) allergie
    b) doseren op nierfunctie
  • resistentie
    a) zal gaan toenemen omdat nu resistentie tegen doxycycline waardoor overgestapt naar amoxi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

benoem de volgende eigenschappen van augmentin
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- resistentie

A
  • breedte: breed spectrum
    a) gram + aeroob
    b) gram - aeroob
    c) gram + anaeroob
    d) gram - anaeroob
  • Soort: beta-lactam AB (Penicillinen)
  • werking + effect
    a) remming van de celwandsynthese
    b) inactivatie van beta-lactase door clavulaanzuur
    c) bactericide
  • Indicaties:
    a) bacteriële KNO infecties
    b) community acquired pneumonie
    c) UWI
    d) infecties door bijtwonden
    BIJ: bacteriën die resistent zijn voor amoxicilline
  • bijwerkingen
    a) diarree (amoxi)
    b) leverfunctiestoornissen (clavulaanzuur)
    c) clostridiu difficile enterocolitis
  • contra-indicaties
    a) allergie
    b) aanpassen op nierfunctie
  • resistentie
    a) intrinsiek: pseudomonas, enterobacter
    b) verworven: e. coli, klebsiella –> neemt toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het werkingsmechanisme van tetracyclines? Noem de soorten

A
  • inhiberen van 30S subunit van ribosoom
  • verhinderen van bindig van aminoacyl-tRNA aan het bacteriele ribosoom
  • hierdoor verhindert de mRNA translatie

Soorten:
1. tetracycline
2. oxytetracycline
3. doxycycline
4. minocycline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem van doxycycline de volgende eigenschappen
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- behandelschema

A
  • breedte: breed spectrum
    a) gram+
    b) gram-
  • Soort: tetracyclines
  • werking + effect:
    a) binding aan 30S subunit van ribosomen
    b) remming eiwitsynthese
    c) bacteriostatisch
  • Indicaties:
    a) milde community acquired pneumonie door atypische verwekker zoals mycoplasma of chlamydia pneumoniae
    b) exacerbatie COPD als veroorzaakt door bacterie (is vaak zo)
    c) Chlamydia (en complicaties hiervan)
    d) syfilis
    e) cholera
    f) ziekte van Lyme (ook profylaxe)
  • bijwerking:
    a) accumulatie in weefsel macrofagen, botten en tanden waardoor brose botten en gele tanden
    b) Hepatotoxiciteit
    c) candidiasis
    d) huidreacties
    e) enterocollitis
    f) fotosensibilisatie: ernstig huidbeeld door licht
    g) hypertensie en benige intracraniele hypertensie
  • contra-indicaties
    a) kind < 8 jaar
    b) zwangere
    c) bactericide AB (beta-lactam)
    d) controleren van leverfunctie bij leverziektes
  • behandelschema:
    Dag 1: oplaadsosis (hoog)
    Daarna: onderhoudsdosis
    –> om zsm effect te bereiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe lang na toediening zien we vaak optimaal therapeutische effect van AB?

A

4-5x T1/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het werkingsmechanisme van macroliden AB? Noem de soorten

A
  • hebben macrocyclische lasten ring met daarin suikerringen
  • binden aan 50S subunit van ribosomen
  • voorkomen van de translatie van mRNA (door voorkomen dat AZ eraan wordt gemaakt)
    = bacteriostatisch

Soorten
a) erythromycine
b) azitromycine
c) claritromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem van claritromycine de volgende eigenschappen
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- resistentie

A
  • breedte: breed spectrum
    a) gram +
    b) aantal gram-
    c) aeroob en aneroob
  • Soort: macroliden AB
  • werking + effect:
    a) binding aan 50S subunit
    b) remming van RNA-afhankelijke eiwitsynthese
    c) bacteriostatisch (voor zeer gevoelige bacterien kan ook bactericide)
  • Indicaties: vaak 2e of 3e keus
    a) penicilline allergie
    b) BLWI: faryngitis, sinusitis
    c) OLWI: bronchitis, matige pneumonie
    d) huid en weke delen
    e) infecties bij CF
    f) icm pantoprazol en amoxi als tripple therapie bij helicobacter pylori
  • bijwerkingen: weinig
    a) maag-darm klachten
    b) QT-interval verlenging
    c) hoofdpijn
    d) hepatotoxiciteit
    e) reuk- en smaakstoornissen
  • contra-indicaties
    a) allergie
    b) ernstige lever insufficiëntie (metabolisatie door lever: CYP3A4)
    c) angina pectoris
    d) aandoeningen die QT-interval verlenging geven
  • interacties:
    a) medicatie die QT-interval verlengen (bvb Cisapride)
    b) gelijktijdig gebruik van CYP3A4 substraten (bvb statines met risico op rhabdomyolyse)
    c) middelen die CYP3A4 stimuleren –> versnelde afbraak van claritromycine waardoor minder werking (bvb rifampicine, carbamazepine, fenobarbital)
    d) verhoogde de concentratie van middelen als omeprazol

Hoge concentraties in weefsels tov circulatie (mn longen en lever)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het werkingsmechanisme van aminoglycosiden AB?

A
  • passeren de bacteriewand (vaak LPS want vooral op gram-) –> actief elektronen transport keten nodig waardoor anaerobe bacteriën intrinsiek resistent zijn
  • binden aan de 30S subunit van het ribosoom
  • verstoren de translatie van mRNA en daarbij de eiwitsynthese
  • Veranderde cel permeabiliteit, progressieve disruptie van de celmembraan en celdood

= bactericide

Soorten:
- amikacine
- gentamicine
- paromycine
- tobramycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem van azitromycine de volgende eigenschappen
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- interacties
- kinetiek

A
  • breedte:
    a) gram+ aeroob (streptokokken en stafylokokken)
    b) gram- aeroob
    c) intracellulaire bct
    d) overig
  • Soort: macroliden AB
  • werking + effect:
    a) remming van RNA-afhankelijke eiwitsynthese door binding aan 50S subunit
    b) bacteriostatisch
  • Indicaties:
    a) kinkhoest (pertussis)!!
    b) campylobacter (acute diarree) !!
    c) chlamydia !!
    d) BLWI en OLWI als andere niet mogelijk
    e) shigella (acute diarree)
    f) immuunmodulans bij CF
  • bijwerkingen
    a) maag-darm: misselijkheid, buikpijn (minder als met voedsel innemen)
    b) smaak en reukstoornissen
    c) QT-interval verlenging
    d) Remt P-gp (middelen uit cel pompen)
    e) hoofdpijn, duizeligheid
    f) paresthesia
  • contra-indicatie
    a) aandoeningen die verlenging van QT-interval geven
    b) overgevoeligheid
  • Interacties:
    a) middelen die QT-interval verlenging geven
    b) P-gp substraten bvb digoxine en cyclosporine –> door remming mogelijk hogere concentraties
    c) hepatotoxische medicati
    d) vitamine K antagonisten (werking versterkt)
  • Kinetiek:
    a) hoge concentraties in weefsels (tot 50x zo hoog als plasma)
    b) Zeer lange T1/2
    c) GEEN remming van CYP3A4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het werkingsmechanisme van lincosamiden AB?

A
  • binding aan 50S subunit van ribosomen
  • remming eiwitsynthese

= bacteriostatisch

Vergelijkbaar met macroliden en streptogramine

Soorten
a) lincomycine
b) clindamycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn drie vormen van resistentie tegen lincosamiden AB?

A

a) methyltransferases methyleren het ribosomen RNA waardoor AB niet meer kan binden
b) mutatie in binding pocket vn ribsomen
c) efflux pompen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem van clindamycine de volgende eigenschappen:
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- interacties
- kinetiek
- resistentie

A
  • breedte: breed spectrum
    a) anaerobe
    b) gram+ kokken en bacilli (aeroob)
    c) gram- bacilli (aeroob)
  • Soort: lincosamiden AB
  • werking + effect:
    a) binding aan 50S subunit van ribosomen
    b) remming eiwitsynthese
    c) bacteriostatisch
  • Indicaties:
    a) osteomyelitis
    b) huidinfecties bij allergie voor penicillines of thuisbehandeling
    c) LLWI
    d) bij propionbacterium acnes –> acne (oppervlakkig gebruik in gel of lotion)
  • bijwerkingen:
    a) pseudomembraneuze entero-colitis
    b) misselijkheid, braken, buikpijn, diarree
    c) mucositis
  • contra-indicaties:
    a) allergien
  • interacties:
    a) erythromycine (antagonisme)
    b) versterken werking neuromusculair blokkerende (spierlaxantia) stoffen zoals Rocuronium
    c) CYP3A4 remmers (clindamycine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4)
    d) vitamine K antagonisten
  • kinetiek
    a) goede biologische beschikbaarheid (PO zelfde dosis als IV)
  • resistentie:
    a) oppassen bij s. aureus huidinfecties
17
Q

Noem van gentamicine de volgende eigenschappen
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- interacties
- kinetiek

A
  • breedte: breed
    a) aerobe gram- MO
  • Soort: aminoglycosiden
  • werking + effect:
    a) binding aan 30S subunit
    b) verstoren eiwitsynthese
    c) veranderde permeabiliteit, membraan disruptie en celdood
    d) bactericide
  • Indicaties:
    a) ernstige infecties door gram- bacterien
  • acute en chronische pyelonefritis
  • sepsis
  • infecties botten en weke delen
  • ernstige LWI
    b) vaak combineren met ander AB (geven vaak maar 1x Genta)
    c) oogdruppels
    d) karlen die lokaal ingebracht worden bvb bij een geïnfecteerde heupprothese (hierdoor minder toxisch)
  • bijwerkingen: erg toxisch
    a) nefrotoxiciteit
    b) ototoxiciteit
  • contra-indicaties
    a) allergien
  • interacties
    a) bacteriostatische AB gelijktijdig
    b) Middelen die verhoogde kans hebben op nefro-, oto- of neurotoxiciteit
    c) neuromusculaire laxantia gelijktijdig
    d) Sterk gekoppeld aan dalspiegel
  • kinetiek:
    a) effect sterk gekoppeld aan piekspiegel
    b) niet oraal want nihile biologische beschikbaarheid
    c) let op nierfunctie
18
Q

wat is het werkingsmechanisme van Nitrofurantoine?

A

a) opgenomen door bacterien en daarbij omgezet in reactieve metaboliet door flavoproteine van bacterie
b) binding aan ribosomen + remming van synthese van DNA, RNA, celwand proteïnen en andere metabole enzymen (pyruvaat metabolisme)
c) meestal bacteriostatisch (bactericide bij hoge concentraties)

19
Q

Noem van Nitrofurantoine de volgende eigenschappen:
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- interacties
- kinetiek

A
  • breedte: breed tegen urologische MO
    a) gram+
    b gram-
  • Soort: nitrofuranen (overig)
  • werking + effect:
    a) opgenomen door bacterien en daarbij omgezet in reactieve metaboliet door flavoproteine van bacterie
    b) binding aan ribosomen + remming van synthese van DNA, RNA, celwand proteïnen en andere metabole enzymen (pyruvaat metabolisme)
    c) meestal bacteriostatisch (bactericide bij hoge concentraties)
  • Indicaties:
    a) ongecompliceerde lage urineweg infecties: cystitis bij zwangeren en niet zwangeren
    b) profylaxe cystitis
  • bijwerkingen:
    a) maag-darm stoornissen: misselijkheid en braken (minder als inname met voedsel)
    b) superinfecties
    Zeldzaam maar ernstig
    b) acuut pulmonaal syndroom
    c) acuut leverfalen
    d) perifere neuropathie
    e) Steven johnson syndroom
    f) agranulocytose
  • contra-indicaties
    a) infecties met weefselinvasie: prostatitis, pyelonefritis, bacteriemie
    b) creatinine klaring < 30 ml/min –> niet voldoende middel in urine en daardoor ook meer bijwerkingen
    c) zwanger va 38 wk
    d) neonaten
    e) G6PD-def
  • interacties:
    a) Fluorchinolonen (verminderen elkaars werking)
    b) orale buiktyfusvaccin kan onwerkzaam worden
    c) alkaliserende middelen (hogere pH urine)
    d) magnesiumtrisilicaat: verminderen absorptie
    e) Probenecide bij jicht (verminderde klaring van nitrofurantoine)
  • kinetiek:
    a) langzame absorptie, maar snelle uitscheiding waardoor veel onveranderd in de ruine komt zodat werking doen in blaas
    b) lage plasma [ ] waardoor hier weinig antibacterieel effect
    c) betere werking bij lage pH in de urine (betere penetratie in bacterie)
20
Q

wat is het werkingsmechanisme van trimethoprim?

A
  • Remming dihydrofoliumzuur reductase –> hogere affiniteit voor bacteriële enzym dan menselijk enzym
  • Minder vorming tetrahydrofoliumzuur
  • Remming biosynthese nucleinezuren en eiwitten
  • Remming vorming DNA

= bacteriostatisch

interfereert met foliumzuur metabolisme

21
Q

noem van trimethoprim de volgende eigenschappen:
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- interacties
- kinetiek

A
  • breedte:
  • Soort: sulfonamiden en trimethoprim
  • werking + effect:
    a) Remming dihydrofoliumzuur reductase (hogere affiniteit voor bacteriële enzym dan menselijk enzym)
    b) Minder vorming tetrahydrofoliumzuur
    c) Remming biosynthese nucleinezuren en eiwitten
    d) Remming vorming DNA
  • Indicaties:
    a) cystitis
    b) profylaxe recidiverende cystitis
    c) onderhoud chronische cystitis
    d) BLWI
    e) kinderen en volwassenen
  • bijwerkingen:
    a) misselijkheid en braken
    b) huiduitslag en jeuk
    c) zeldzame, ernstigere bijwerkingen bvb allergie, hemolyse (foliumzuur def), granulopenie
  • contra-indicaties:
    a) ernstig gestoorde nierfunctie
    b) ernstige gestoorde leverfunctie
    c) ernstige afwijkingen in bloedbeeld
    d) niet bij zwangerschap
  • interacties
    a) vitamine K antagonisten (versterkte werking)
    b) foliumzuur antagonisten
    c) plasma Kalium verhogende middelen (ACE-remmers)
    d) fenytoïne, tolbutamide en digoxine –> toenemen in plasma [ ]
    e) methotrexaat: toenemende blootstelling
    f) cyclosporine: afnemen nierfunctie
  • kinetiek:
    a) Korte werking na inname
    b) Tmax 1-4h

Co-trimoxazol =
a) trimethoprim
b) + sulfamethoxazol

22
Q

wat is het werkingsmechanisme van fusidine zuur?

A

a) blokkeert de verlengingsfactor G
b) kan niet binden aan ribosomen en GTP
c) geen energie meer leveren die noodzakelijk is voor de synthese van eiwitten (zoals voor de celwand)

= bacteriostatisch

23
Q

Noem van fusidinezuur de volgende eigenschappen:

  • breedte
  • Soort
  • werking + effect
  • Indicaties
  • bijwerkingen
A
  • breedte: smalspectrum
    a) mn tegen gram+ (mn stafylokokken oa ook MRSA)
  • Soort:
    a) steroid
  • werking + effect:
    a) blokkeert de verlengingsfactor G
    b) kan niet binden aan ribosomen en GTP
    c) geen energie meer leveren die noodzakelijk is voor de synthese van eiwitten
    d) bacteriostatisch
  • Indicaties:
    a) niet ernstige oppervlakkige en niet uitgebreide primaire huidinfecties –> topicaal
    b) ooginfecties (druppels)
  • bijwerkingen:
    a) lokale huidklachten met jeuk, branden, irritatie, roodheid, uitslag en blaasjes
    c) overgroei niet gevoelige MO (bvb schimmels)
24
Q

wat is het werkingsmechanisme van metronidazol?

A

a) Cytotoxisch
b) Onder anaerobe omstandigheden nitrozo radicalen gevormd
c) Deze radicalen zijn cytotoxisch en binden aan DNA MO
d) Breuken in DNA
e) Celdood

= bactericide

25
Q

Noem van metronidazol de volgende eigenschappen:
- breedte
- Soort
- werking + effect
- Indicaties
- bijwerkingen
- contra-indicaties
- interacties
- kinetiek

A
  • breedte:
    a) anaerobe gram+ en gram-
    b) protozoae
  • Soort:
    a) nitroimidazol derivaat
    b) anti-protazoicum
  • werking + effect:
    a) Onder anaerobe omstandigheden nitrozo radicalen gevormd
    b) Deze radicalen zijn cytotoxisch en binden aan DNA MO
    c) Breuken in DNA
    d) Celdood = bactericide
  • Indicaties:
    a) maag darm infecties met anaerobe bactrien (bvb pseudomembraneuze colitis)
    b) urethritis en vaginitis (trichomonads, C. difficile)
    c) parasieten: giardia, amoeben
    d) profylaxe post-op (colon en gyn)
    e) secundaire peritonitis (abces)
    f) rosacea (cutaan)
  • bijwerkingen
    a) misselijkheid en braken
    b) diarree
    c) metalen smaak
    d) bij langdurig gebruik: verhoogde kans op perifere neuropathie –> herstelt wel na staken (zeldzame bijwerking)
  • contra-indicaties
    a) infecties met aerobe bacteriën (bvb in mondholte)
    b) alcohol: : disulfiram-achtige reactie–> ontwenningssymptomen (braken, hoofdpijn, tachycardie en transpireren)
  • interacties
    a) versterkt effect van coumarine derivaten (bvb acenocoumarol) waardoor verhoogde INR en bloedingsneiging –> controleren en evt aanpassen dosis
  • kinetiek: prodrug en metabolisatie door lever (let op leverfunctie)
26
Q

Tot welke groep AB hoort vancomycine?

A

glycopeptiden AB

27
Q

wat is het werkingsmechanisme van glycopeptiden AB?

A

a) remming peptidoglycaan synthese door voorkomen dat NAG en NAM in de peptidoglycaanlaag ingebouwd kunnen worden

b) 2e generatie: ook verhogen permeabiliteit van celwand

eigenlijk alleen tegen gram+ bacterien

Voor gram- moeten ze eerst de poriën door van de buitenmembraan, maar ze passen hier niet doorheen

28
Q

wat is het werkingsmechanisme van quinolone AB?

A

a) binding aan topoisomerase II, IV en DNA-gyrase (subklasse van topoisomerase II)
b) maken van enkel of dubbelstrengs DNA breuken om het DNA “uit de knoop” te halen
c) door het remmen van de ligase activiteit leidt dit tot dubbel of enkelstrengs breuken in het DNA van de bacterie (gyrase enkel in bacterien)

= bactericide

  • Ciprofloxacine
  • Garenoxacin
  • Levofloxacin
29
Q

Wat is het werkingsmechanisme van rifampicine?

A

a) remmen DNA-afhankelijke RNA-polymerase –> productie van mRNA (niet in mammals)
b) intracellulair en extracellulair

–> TBC

= bactericide

30
Q

wat is het werkingsmechanisme van sulfonamides?

A

a) remt de omzetting van PABA + pteridine in dihydrofoliumzuur (DHFA) door remming van het enzym dihydrofolaat synthase
b) remming van foliumzuur metabolisme dat nodig is voor de synthese van RNA en DNA

= bacteriostatisch

31
Q

wat zijn de mechanismen van de meest AB?

A
  1. peptidoglycaan (celwand) synthese
    a) beta-lactam AB
    b) glycopeptide AB
  2. Protein synthese inhibitie - 30S subunit
    a) aminoglycosiden
    b) tetracyclines
  3. Protein synthese inhibitie - 50S subunit
    a) clindamycine
    b) macroliden AB
    c) lincomycines
    d) streptogramines
    e) chloramfenicol
  4. foliumzuur metabolisme
    a) sulfonamides
    b) trimethoprim
  5. nucleïne zuur synthese
    a) (fluoro)quinolones
    b) metronidazol
    c) rifamycine