Andere soorten artritis Flashcards

septische artritis, kristalartritis, avasculaire necrose & abarticulaire klachten

1
Q

algemeen septische artritis

A
  1. betekenis
    - infectie van gewricht = bacterieel of schimmel (viraal kan uitzonderlijk)
    - meestal mono-articulair
    –> kan pauci-articulair worden bij immuno-supressie
  2. risico-patiënten
    - gewrichtsprothese in betrokken gewricht
    - diabetes
    - vroegere artritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

etiologie van septische artritis

A
  1. frequentste verwekkers
    - vooral bacterieel die vaak op de huid te vinden zijn
    - s. aureus
    - streptococcus = meestal via hematogene verspreiding na wondinfectie
  2. zeldame verwekkers
    - n. gonorrhoea
    - e. coli
    - p. aeruginosa
    - m. tuberculosis = immuno-supressie
  3. cave = endocarditis
    –> streptococcus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diagnose van septische artritis

A
  1. anamnese & kliniek
    - snel opgekomen pijn
    - roodheid, warmte & zwelling
    - algemene malaise
  2. punctie
    - celtelling = celrijk immuunvocht
    - cultuur met antibiogram
    - inflammatoire reactie met sterk gestegen bloedbezinkinssnelheid & CRP C-reactief proteïne
    –> beide parameters worden opgevolgd voor verloop van infectie te zien
  3. beelvorming = niet noodzakelijk
    - radiologie = enkel afwijkingen indien laaattijdig
    - echografie = IA vocht & inflammatie
    - botscan = captatie
    - NMR = botoedeem & artritis met IA vocht
    –> niet aangewezen voor diagnose door lange wachtrij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

therapie van septische artritis

A
  1. urgentie
    - infectie kan zich uitspreiden
    - algemene sepsis = bloedvergiftiging
    - kan levens bedreigend zijn
  2. therapie
    - hospitalisatie voor 6weken tot 3maanden
    - IV antibiotica
    - initieel blind = antibiotica voor frequenste verwekkers
    - nadien = afh van antibiogram
  3. andere
    - atroscopische spoeling met herhaaldelijke puncties
    - immobilisatie & ijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

revalidatie van septische artritis

A
  1. beginnen
    - als infectie onder controle
    - geen pijn
    - geen zwelling & roodheid = “droog” gewricht
    - geen koorts
    - normalisatie van infectieuze parameters
  2. eerste fase
    - progressieve passieve mobilisatie
    - verstijving door weken immobilisatie
  3. tweede fase = actieve oefentherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vormen kristalartritis

A
  1. jicht
  2. pseudojicht = chondrocalcinose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

prevalentie van jicht

A
  1. prevalentie
    - 1-2% heeft het ooit
    - mannen alle leeftijden
    - vrouwen post-menopausaal
  2. risicofactoren
    - ethyl!
    –> niet iedereen die jicht heeft drinkt
    - vlees?
    - acute stress = heelkunde & ongevallen
    - chemotherapie = tymor lyse
    - erfelijke aanleg = enzymdeficiënties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diagnose van jicht

A
  1. anamnese & kliniek ≈septische artritis
    - snel opgekomen pijn
    - roodheid, warmte & zwelling
    - geen algemene malaise ≠ septische artritis!!
  2. punctie
    - aantonen van uraatkristallen
    - celrijk sterk inflammatoir vocht
    –> maar lager als septische artritis
  3. beeldvorming = overbodig
    - polarisatie microscoop = lichtgevende naald is kristal
    - dual energy CT = enkel indien twijfel bij diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pseudojicht

A

= chondocalcinose

  1. aandoening
    - subacture artritis
    - neerslag van calciumpyrofosfaat kristalen
    - vaak in OA gewricht
  2. anamnese & klinisch onderzoek
    - minder acuut dan jicht
    - pijn, roodheid & zwelling
  3. punctie
    - inflammatoir gewrichtvocht
    - calciumpyrofosfaatkristallen aantonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

therapie van kristalartritis

A
  1. aanvalsbehandeling
    - NSAID = max 10 dagen voor bijwerkingen
    - colchicine = langdurig kan tot diarree leiden
    - injectie corticoïden intra-articulair
    - systeem corticoïden = enkel indien erstig of poly-articulair
    - ijs zal acute inflammatie onderdrukken
  2. onderhoudsbehandeling = uraat verlagende middelen
    –> enkel voor jicht!!
    - streefwaarde serum urinezuur < 5,5mg/dl
    - levelslang
    - eerste 3-6maand = onder dekking van NSAID of colchicine
  3. revalidatie
    - niet noodzzakelijk = kortduren artritis
    - recidiverende aanvallen = secundaire artrose
    –> wel behandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

avasculaire necrose

A

= aseptische necrose

  1. aandoening
    - botziekte
    - partiële/volledige onderbreking van bloedstroom
    - multifactoriële oorzaak = vasculair infarct
  2. lokalisatie
    - epifyse van bot
    - heup door eindarteriële bevloeiing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aseptische necrose van heup

A

= meest frequent

  1. juveniele vorm = Legg-Calve-Perthes
    - vooral rond 6j
    - verandering bloedvoorziening femurkop
  2. adulte vorm
    - 20-50j
    - differentiaal diagnose = artrose
    - vooral mannen
  3. symptomen
    - snel opkomen
    - vage klachten: liesregio, trochanter, gluteaal regio & uistraling knie
    - combinatie mechanische-inflammatoir patroon
    - wisselende klachten tijdens evolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

klinisch onderzoek van heupnecrose

A
  1. ROMbeperking
    - paradoxaal
    - 1 bepaalde beweging specifiek beperkt
    - afh van lokalisatie necrose
  2. gang
    - hinkende gang = verkorte steunfase aan aangetaste zijde
    - trendelenburg
  3. andere
    - quadriceps atrofie in latere fase
    - necrose komt vaak bilateraal voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

differentiaaldiagnose van heupnecrose

A

= heel breed
= elke aandoening in heupgewricht

  1. artrose
    - spondyloartritis
    - reumatoïde artritis
    - septische artritis
    - coxartrose
    - chondrocalcinose
  2. andere
    - trauma of stressfractuur
    - tumor of metastase
    - villonodulaire synovitis
    - osteomyelitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beeldvorming van heupnnecrose

A
  1. radiologie
  2. botscan
  3. NMR
  4. CT-scan
17
Q

radiologie van heupnecrose

A
  1. soorten
    - bilateraal = klassiek
    - face/lauenstein
  2. negatieve kenmerken
    - behoud gewrichtspleet
    - gaaf acetabulum
    - geen osteofyten
  3. opzoek naar positieve kemerken
    - staium I = osteoporose met kleine densiteiten = aspect pommelé
    - stadium II = afgrenzen van infarctzone
    - stadium III = eischaalfenomeen = inzakken van infarctzone
    - stadium IV = Décrochage = inzakking met onderbreking van femurkop-contour
    - stadium V = volledige inzakking & secundaire artrose
18
Q

botscan van heupnecrose

A
  1. diagnose
    - betere sensitivitiet dan radiografie: vroeger positief
    - slechtere specficiteit dan radiografie: soms geen onderscheid met artritis
  2. eigenschappen
    - verhoogde captatie aan aangetaste zijde
    - probleem bij bilaterale aantasting
    - soms specifiek beeld = opklaring (necrose) omringd door meer densiteit (reactief)
19
Q

NMR van heupnecrose

A
  1. diagnose
    - beste onderzoek = zeer vroegtijdig positief (goede sensitiviteit)
    - diagnose in pre-klinisch stadium door:
    - beenmergoedeem = klinische relevantie
    - infarctzone onder een niet-dragend oppervlak
  2. eigenschappen
    - slechte specificiteit
    - altijd onderzoek voor vroegtijdige detectie van contra-laterale aantasting
20
Q

oorzaken van aspetische necrose

A
  1. trauma = meest frequent
    - intracapsulaire femurhalsfractuur
    - heupluxatie
    - iatrogeen = door zorg
    –> heupnageling
  2. embolen
    - lucht-embolie = caisson-ziekte vb: duikers
    - geaggregeerde bloedelementen = sikkelcelanemie, leukemie & polycythemie
    - vetembolie vb: na breuk
  3. andere
    - idiopathisch
    - vasculitis = SLE, RA & anti-fosfolipidensyndroom
21
Q

andere oorzaken aseptische necrose

A
  1. langdurige corticoïdtherapie = cushing
  2. chronische alcoholabusus
  3. hyperlipidemie = triglyceriden
  4. jicht & hyperuricemie
  5. pancreatitis
  6. chronisch nierlijden, dialyse & orgaantransplantatie
  7. bestraling = radionecrose
  8. ziekte van Gaucher
22
Q

corticoïden bij aseptische necrose

A

= afh van duur & dosis van therapie

  1. hoeveelheden die WEL oorzaak kunnen zijn
    - >15-20mg prednisolone per dag
    - voor >3-6maand
  2. hoeveelheden die NIET oorzaak kunnen zijn
    - <10mg prednisolone per dag
    - pulse-doses van 1-3g/dag voor 1 week
    - intra- of peri-articulaire injecties
23
Q

therapie in vroegtijdige stadium

A

= voor RX stadium IV

  1. conservatieve therapie
    - vermijden van inzakking
    - ontlasting van heup = 6weken
    - niet-belastende mobilisatie
    - spierversterkende oefening
  2. chirurgisch
    - forage = core-decompression
    - boring femurhals
    - vermindering intra-osseuze druk
    - stimulatie van neo-angiogenese
  3. laattijdig stadium
    - osteotomie = wegname
    - resurfacing of totale heupprothese
24
Q

abarticulaire klachten algemeen

A
  1. betekenis
    - verzamelnaam van pijnsyndromen
    - oorsprong niet in gewricht
    - grootste groep in huisartspraktijk = doorverwijzing naar kine
    - vaak Red Flag in reuma
  2. aandoeningen
    - onstekingen van weke delen
    - tendinitis
    - bursitis
    - epicondylitis
25
Q

PSH

A

= peri-artritis scapulohumeralis

  1. ontsteking van pezen
    - tendinitis rotatorcuff
    - tandinitis caput longum m. biceps
    - calcificaties van rotator cuff
  2. oorzaak
    - microtraumata door compressie
    - pezen tussen humeruskop & acromion
  3. complicaties
    - peesrupturen
    - frozen shoulder
26
Q

prevalentie van PSH

A
  1. prevalentie
    - zeer frequent
    - alle leeftijden
    - op jonge leeftijd = calcificaties
    - man = vrouw
  2. voorkomen
    - beroepsgebonden = actieve bevolking
    - zelden bilateraal = wel consecutief (eerste ene kant dan andere)
27
Q

kliniek van PSH

A
  1. anamnese
    - mechanische pijn = pijn bij beweging
    –> soms toch inflammatoire component = niet op schouder kunnen slapen
    - ROM beperking abductie, exorotatie & endorotatie
    - passieve ROM beperking door pijn
  2. therapie = volgrode
    - NSAID
    - injectie corticoïden
    - kinesitherapie & oefeningen = meest belangerijk
    –> mobiliteit herstellen
28
Q

complicaties van PSH

A
  1. rotatorcuff scheur
    - bijna altijd aanwezig
    - vaak minimaal
  2. frozen schoulder
    - actieve & passieve beperking bij langdurige PSH
    - verklevingen van schouder
    - soms ook shoulder-hand = vaker bij diabetes of pyschosomatisch
  3. andere
    - scheur caput longum m. biceps = reductie van symptomen
    - calcificaties = hyperacute bursitis bij migratie naar bursa
    –> snelle verlichting door lokale corticoïd
29
Q

CPS

A

= carpal tunnel syndrome

  1. aandoening
    - entrapment neuropathie van N. medianus
    - oorzaak = alle aandoening die vochtophoping of verhoogde druk veroorzaken
  2. systemische oorzaken = bilateraal
    - zwangerschap
    - RA reumatoïde artritis
    - hypothyroïdie
  3. lokale oorzaken
    - (teno)synovitis
    - fractuur
    - hematoom
    - idiopathisch = overbelasting
30
Q

kliniek CPS

A
  1. anamnese
    - paresthesiën in eerste 3 vingers
    - vaak tijdens nacht
    - schudden met nacht = minder
    - chronisch = atrofie van thenar
  2. beeldvorming
    - echografie = opzetting n. medianus
    - EMG = gestoorde geleiding & sensibele/motorische stoornissen
    –> urgentie
31
Q

therapie van CPS

A
  1. onderdelen
    - onderliggende oorzaak
    - infiltratie corticoïden
    - NSAID
    - kinesitherapie
    - chirurgische decompressie = release
32
Q

baker’s cyst

A
  1. kniekuil cyste
    - gevolg van overdruk in kniehulte
    - uitpuling van synoviaal weefsel naar dorsaal = klepmechanisme
  2. oorzaken
    - elk type van synovitis, vooral:
    - RA
    - OA
    - spondyloartritis
33
Q

diagnose van baker’s cyst

A
  1. symptomen
    - hard & renitente cyste
    - drukgevoel bij extensie
    - pseudothromboflebitis = ruptuur van cyste
    –> acute pijnlijke zwelling van kuit
  2. echografie
    - visualisatie & afmeting bepalen
    - echogeleid aanprikken & evacueren
  3. therapie
    - onderliggende oorzaak
    - evacuerende punctie
    - corticoïden
    - drukverband & hoogstand bij ruptuur
34
Q
A