Anatomie Flashcards
1
Q
cervicaal paravertebraal & lateraal
A
- spieren = aanhecting wervellichamen
- longus capitis
- longus colli = 3 delen
- rectus capitis anterior & lateralis (verderzetting intertransversarii)
- scalenus anterior, medius & posterior - voorste scalenuspleet
- sternocleidomastoideus
- scalenus anterior
- v. subclavia
- n. phrenicus - achterste scalenuspleet
- scalenus anterior & medius
- a. subclavia
- plexus brachialis
2
Q
zenuwen cervicaal paravertebraal
A
- paravertebrale spieren
- innervatie vanuit plexus cervicalis
- bijkomende takken van plexus brachialis = 3 m. scaleni - truncus sympaticus
- diep in fascia cervicalis profunda
- ganglion cervicale superius
- ganglion cervicale medium
- ganglion cervicale inferius = meestal fuse met 1e thoracaal
3
Q
andere structuren cervicaal paravertebraal
A
- tuberculum caroticum
- tuberculum anterius van C6
- kruispunt van spieraanhectingen
- longus capitis naar ventraal
- longus colli naar craniaal/caudaal & mediaal
- scalenus anterior naar caudaal & lateraal - a. vertebralis
- ventraal van C7-T1 wortels
- driehoek longus colli & scalenus anterior
- verdwijnen in foramen transversarium C6 = onder kruispunt tuberculum caroticum
4
Q
nekspieren
A
- trapezius
- bij occipitale insertie = a/v. occipitalis & n. occipitalis major zichtbaar
- n. occipitalis major = ramus dorsalis C2 - sternocleidomastoideus
- n. accessorius samen met trapezius
- extra takken plexus cervicalis - andere spieren
- rhomboidei = minor craniaal
- levator scapulae = proc. transversi C1-4
- beide door n. dorsalis scapulae - andere structuren
- lig. nuchae op middelijn
- n. occipitalis minor tussen trap & SCM
–> sensibel van plexus cervicalis
5
Q
indeling van spieren bezenuwing
A
- exochtone rugspieren
- secundair ingeweken in nek
- innervatie vanuit zenuwen - autochtone rugspieren
- globaal verloop
- innervatie vanuit spinale zenuwen
- in goot proc. transversi & spinosi
- cervicothoracaal bereik
- aan CTO samengebundeld door serratus posterior superior
6
Q
lagen van rugspieren in nek
A
- spinotransversaal systeem
- splenii capitis & cervicis
- cervicis komt samen met levator scapulae naar C1-2
- capitis naar schedel - intertransversaal systeem
- proc. transversi C2 & lager
- iliocostalis pars cervicis
- longissimus cervicis
- longissimus capitis = onder spleni capitis
- diepste laag = intertransversarii - transversospinaal systeem
- semispinalis capitis = tussen spleni spieren
- semispinalis thoracic & cervicis = 5 niveaus overspringen
- multifidus = 2-4 niveaus
- rotatores = 1-2 niveaus - interspinaal systeem
- spinalis cervicis = naast proc. spinosi
- spinalis capitis = niet te onderscheiden
- interpinsalis = tussen proc. spin
7
Q
suboccipitale spieren
A
- diepste
- rectus capitis posterior major = proc spin 2 -> os occipitale
- rectus capitis posterior minor = tuberculum posterior C1 -> os occipitale
- obliquus capitis inferior = proc. spin 2 -> proc. transversus C1
- obliquus capitis superior = proc. trans 1 -> linea nuchae superior - diriehoek
- tussen obliqi & recti = triangle de l’artère vertébrale
- vv. verbetralis
- rr. muscularis
- n. suboccipitalis = n. spinalis I = innervatie suboccipitale
- n. occipitalis major = onder obliquus capitis inferior
8
Q
aa. vertebralis
A
O.
- meestal a. subclavia
- soms meteen arcus aortha = tussen subclavia sinistra & carotis communis
V.
- door formane transversa vanaf C6
- links meestal groter dan rechts
- C2->C1 lichte buiging naar ventraal
- dan naar dorsaal rond massa lateralis C1
I. vorming a. basilaris
9
Q
indeling van spieren bezenuwing
A
- exochtone
- trapezius
- latissmus dorsi
- rhomboidei
- serrati posteriores - autochtone = continu met cervicaal & lumbaal
10
Q
spierlagen thoracaal
A
- spinotransversaal systeem = splenius capitis & cervicis
- intertransversaal systeem
- lateraal = iliocostalis pars thoracis
- mediaal = longissimus pars thoracis
- diepste = intertransversarii
- levatores costarum longi & brevis - transverospinaal systeem
- semispinalis thoracis & cervicus = 4+ niveau’s
- multifidus = kan onderbreken, 2-4 niveau’s
- rotatores breves & longi = 1-2 niveau’s - interspinaal systeem
- interspinalis
- spinalis thoracis = meerdere niveau’s lateraal van proc. spinosi
11
Q
achterwand van thorax
A
- spieren
- intercostaal & binnenzijde thorax
- intercostales externi, interni & intimi
- transversus thoracis
- subcostalis - venen
- vv. azygos
- vv. hemiazygos
- vv. hemiazygos accessoria - zenuwen
- nn. intercostales = rr. anteriores
- n. thoracicus I = vorming plexus brachialis
- truncus sympaticus
12
Q
buikspieren
A
- schedes
- voorste & achterste
- achterste schede verdwijnt 3cm onder navel = linea arcuata
- beide komen samen op linea alba - spieren
- rectus abdominis
- obliquus externus
- obliquus internus
- transversus abdominis
- pyramidalis = driehoekig spiertje naast linea alba
13
Q
diepe achterzijde buikholte
A
- spieren
- iliospoas = 90% heeft psoas minor
- quadratus lumborum
- pirifromis vorm facies pelvica sacrum - bloedvaten
- rond corpora
- bifurcatie aortha & vena cava inferior
- a. iliaca communis/externa/interna - zenuwen
- lumbale plexus & eindtakken
- truncus sympaticus in pelvis minor
14
Q
lumbale takken
A
- T12 subcostalis = onder onderste rib
- L1
- iliohypogastricus = direct onder subcostalis & gaan in spier
- ilioinguinalis = net boven cirsta iliaca - L1-2 genitofemoralis
- komt uit psoas major & loopt sterk naar caudaal
- vertakt in genitale (mediale) & femorale (laterale) tak - L3-4 n. cutaneus femorais lateralis = net mediaal van SIAS
- L2-4 n. femoralis
- tussen iliacus & psoas major
- dikste
- loopt door lacuna vasorum - L2-4 n. obturatoirus
- mediaal van psoas major
- loopt naar foramen obturatorius
- n. obturatorius accessorius
15
Q
regio glutea
A
- oppervlakkig = maximus & medius
- zonnestraal spieren
- minimus
- piriformis
- obturatorius interna & externa
- gemelli superior & inferior
- quadratus femoris
16
Q
foramen piriforme
A
- foramen suprapiriforme = AVN glutealis superior
- foramen infrapiriforme
- AVN glutealis inferior
- n. ischiadicus
- n. cutaneus femoris posterior
- n. pudendus
- AV pudenda interna
17
Q
topografie lumbaal
A
- trigonum lumbale van petit
- crista iliaca
- latissimus dorsi
- MOEA
- locus majoris resistente - ruimte van Grynfelt
- caudaal 12e rib
- MOIA
- erector spinae
- locus minoris resistente
18
Q
fasciathoracolumbalis
A
- meerdere vezelzichtingen
- schuin = latissimus dorsi
- dwars = buikspieren
- longitudinaal = erecto spinae - bladen
- diep = proc. costalis
- bedekt quadratus lumborum
- intertransversaii laterales & medialis
19
Q
spierlagen lumbaal
A
- intertransversaal
- iliocostalis & longissimus
- niet van elkaar te scheiden - transversospinaal systeem
- vooral multifidus
- op elke proc. spin
- opp = 4 niveau’s
- diep = 2-3 niveaus
- L3-5 = I. op sarcum - interspinaal = interspinale slumborum
20
Q
art. sarcoiliaca
A
- art
- oorschelpvormige facies auricularis
- os coxae & sacrum - lig
- sarco-iliacale anterior, posterior & interosseus
- lig. sacrotuberale
- lig. sacrospinale
- lig. iliolumbale - iliolumbale
- L4-5
- crista & tuberositas iliacae
21
Q
A
