Onderzoek Flashcards
1
Q
typische volgorde
A
- volgorde
- anamnese
- inspectie
- BFO
- screening van andere regio’s
- TO - doel
- bevestiging van vermoeden in anamnese
- vooral indien nociceptief mechanisch probleem
- reproductie van klachten - onderscheid
- oorzaak van pijn niet perse kunnen benoemen
- weinig verschil in mechanisme van pijndemping
–> tussen articulaire, myofaciale & zenuw therapie
2
Q
planning van klinisch onderzoek door ernst & irriteerbaarheid
A
- ernst
- vaak eerst snelle testen doen indien vermoeden van pathologie waarvoor doorverwijzing nodig is
–> vb: loss in function of indeukingsfractuur
- test voor indeukingsfractuur = proc. spinosus percussie - hoog irriteerbaar
- provocerende testen vermijden
- nadien kan alles pijnlijk zijn = vals-positief
- minder provocatief werken of eerder reducerend werken - laag irriteerbaar
- aanhoudend
- meerdere keren
- combinatie van bewegingen
- overdruk
3
Q
planning van klinisch onderzoek aan andere factoren
A
- provocatie & reductie van pijn
- linken aan oorzaak bij nociceptief
- of linken aan pijnmechanisme = sensitisatie
- afh van primaire hypothese - persoon
- leeftijd
- algemene conditie
- belastbaarheid - uitgangshoudingen
- mogelijk moeten aanpassen door pijn
- andere factoren = zwangerschap, … - andere
- neurologisch onderzoek
- hypermobiliteit/instabiliteit
4
Q
BFO
A
- bewegingen
- flexie
- extensie
- lateroflexie
- side glide = zelfde als lateroflexie maar focus op laag lumbaal - parameters
- PROMOCO
- doel = herkenbare pijn kan opgewekt worden
- belang van L/R-vergelijken = meest gemaakte fout op examen! - checklist
- pijn tov. baseline = anamnese
- pijn voor beweging of terugkeren
- pijn in bewegingsverloop = painfull arc
- punt van beperking
- waardoor beperking
- kwaliteit van beweging
5
Q
articulair probleem
A
- vermoeden
- mechanisch beeld
- lateraliseerd beeld
- bewegingsbeperking BFO
- herkenbare pijn TO - types
- hypomobiel = rekpijn & compressiepijn in richting van beperking
–> compressie pijn kan ook bij onderligende pathologie
- hypermobiel
- instabiel - therapie
- pijninhibitie
- herstel hypomobiliteit
6
Q
articulair onderzoek
A
- algemeen
- subjectief = geen normatieve data
- symptomatisch niveau vergelijken met naburig - testen
- betrouwbaar
- eenvoudig trainbaar
- verschillen ook bij klachtenvrije individuen - technieken
- passief accessorische technieken
- passief fysiologische technieken
7
Q
passief accessorische technieken
A
- types testen
- provocatie test = herkenbare pijnreproduceren
- functie test = ROM beperking/toename opsporen
–> amplitude, afweerspanning, eindgevoel, … - interpretatie
- zelfde test voor verschillende uitkomst maat maar enkel 1 tegelijk beoordelen
- indien pijn = provocatie met afweerspanning dus ROM controle gaat niet
- geen pijn = wel functie test
- voldoende hard duwen = altijd pijnlijk
–> enkel verhoogde sensitisatie opsporen
8
Q
passief accessorische technieken uitvoering
A
- uitvoering
- in functie van uitgevoerde kracht/druk
- langzaam opbouwen met 2-3 oscillaties per segment - alternatieven
- lateraal op proc. spin
- CPA = centraal op proc. spin
- UPA = unilateraal op facetgewricht
- bilateraal op proc. transversi
- diagonaal op proc. transversi
9
Q
passief fysiologische technieken
A
- algemeen
- uitvoering na accessorische technieken
- op beperkte & pijnlijke segmenten
- ook aangrenzende gewrichten - uitvoering
- pijnvrije beweging door volledige rom
- segmentale ROM
- eindgevoel
- herevaluatie na therapie
10
Q
andere onderzoeken
A
= 2e bach
- myogeen lengte & kracht
- controle
- dissociatie
- in functionele houding - sensorimotorisch
- hoog irriteerbaar = niet accuraat
- bij recurrent verhaal = focus ligt vaak hier
11
Q
andere problemen
A
- myogeen
- hypertonie paravertebraal
- verkorting of te lang
- kracht vermindering = atrofie of strain
- hypertrofie
- disbalans
- triggerpunten - neurogeen
- provocatie door lengte of druk
- functie stoornis = sensoriek, motoriek of reflexen
12
Q
selectie van neurogene testen
A
- type letsel
- neuropatie = loss in function = functie testen
- sensitisatie = gain in function = provocatie testen - voor alles doen
- gain in function = vals-positieven
- loss in function = doorverwijzing neuroloog nodig - locatie van letsel
- zenuwwortels vertrekken van centraal = ruggenmerg
- lopen naar lateraal & caudaal
- lateraal letsel = unilateraal 1 wortel op niveau
- centraal letsel = bilateraal meerdere wortels op/onder niveau
–> radiculaire klachten groter beeld
13
Q
provocatie onderzoek
A
- doel
- mechanosensitiviteit te testen
- herkenbare symptomen opwekken
- door verandering van belasting op neurogeen weefsel
–> op locatie of op afstand = structurele differentiatie - types testen
- lengte provocatie
- druk provocatie - interpretatie
- hard genoeg duwen = altijd pijn
- L/R-vergelijken
- ROM
- pijn & symptomen = kwaliteit & afgelijnd
- afweerspanning = muscles protect nerves
14
Q
testen drukprovocatie
A
- direct = palpatie
- ischiadicus = tussen trochanter major & tuber ischiadicum
- femoralis = trigonum van scarpa lateraal van a. femoralis
–> niet betrouwbaar door algemeen gevoelige regio
- peroneus communis = fibulakop
- tibialis = centraal knieholte
- peroneus superificalis = lateraal voetrug bij PF/inversie
- suralis = achter peroneus pezen - indirect
- KEMP-test
- HNP/valsalva - HNP/valsalva
- verhoging intra-ab/thoracale druk
- ook veneuze & liquor druk
- weinig specifiek = er is ergens irritatie