Afbeeldingstechnieken Flashcards

1
Q

Wanneer röntgenfoto?

A

bij verdenking van fracturen of longfoto’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer CT?

A

hele lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer CT?

A

in kaart brengen van schedel, hersenen, thorax, abdomen, skelet, hart en bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer echo?

A

bij solide organen, gewrichten en bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer MRI

A

goede anatomische beelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar maar röntgen gebruik van?

A

verschil in absorptie van weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CTR

A

breedste gedeelte hart / breedste deel thorax
CTR > 0,5 is vergroot hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CT-scan

A

maakt gebruik van röntgenstraling
combineert veel beelden vanuit verschillende hoeken > visuele plak van patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MRI

A

door magnetisch veld gaan waterstofatomen tollen, als we weer terug tollen geeft dit energie af en dit wordt geregistreerd. Zo kan er een Beeld gevormd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly