hemodynamiek Flashcards

1
Q

Hoe kan bloed stromen?

A

Druk
Vloeistof druk
Zwaartekracht
Versnelling
Krachten van buitenaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wet van pascal

A

P = rho (vloeistofdichtheid) x g x h
vloeistof oefent druk uit in alle richtingen
druk in horizontaal vlak overal gelijk
druk neemt toe met diepte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Flow

A

maat voor hoeveelheid bloed per tijdseenheid in m^3/s
F = v x A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Continuïteitsvergelijking

A

Fin = Fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pompenergie

A

door drukopbouw van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kinetische energie

A

door stroming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

potentiële energie

A

door hydrostatische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wet van Bernoulli

A

pompenergie + kinetische energie + potentiële energie = constant
p + 0,5 x rho x v^2 + rho x g x h = constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

laminaire flow

A

bloed stroomt langs wanden het langzaamst, doordat bloed beetje plakt aan wanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Turbulentie

A

bloed dat door vernauwing geperst wordt en aan andere kant eruit spuit wat een werveling veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevolgen turbulentie

A

optreden vaatgeruis
vaattrilling voelbaar
energieverlies > hart moet harder pompen
beschadigingen vaatwand
trombosevorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Getal van reynolds

A

evenredig met dichtheid, diameter vat, gemiddelde stroomsnelheid
omgekeerd evenredig met viscositeit
Re < 2000 –> laminair
Re > 3000 –> turbulent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

formule getal van Reynolds

A

Re = (2 x r x vgem x rho) / n (viscositeit )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pulsdruk

A

drukvariatie tussen systole en diastole op 1 plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

compliantie

A

eenheid van elasticiteit van vat
C = ∆V / (ps-pd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

compliantie

A

eenheid van elasticiteit van vat
C = ∆V / (ps-pd)

16
Q

Wat gebeurt er bij inspanning met hartfrequentie, gemiddelde druk en pulsdruk?

A

hartfrequentie omhoog
gemiddelde druk stijgt
pulsdruk gelijk

17
Q

Wat gebeurt er bij vaatvernauwing met gemiddelde druk en pulsdruk?

A

gemiddelde druk stijgt
pulsdruk gelijk

18
Q

wat gebeurt er bij aortaklepinsufficiëntie met gemiddelde druk en pulsdruk?

A

gemiddelde druk daalt
pulsdruk daalt