9 Traits de caractère Flashcards
bavard
praatziek
déterminé
vastberaden
adroit
handig
vulnérable
kwetsbaar
la cruauté (cruel)
de wreedheid
la prochain
de naaste
le désintéressement
de onbaatzuchtigheid
le dédain
de minachting, de geringschatting
l’affection
de genegenheid
la persévérance
het doorzettingsvermogen
la confusion (confondre)
de verwarring
avare
gierig
au détriment de
ten koste van
courtois
hoffelijk
capricieux/-euse (un caprice)
wispelturig, grillig
le défaut
het gebrek, het tekort
le sang-froid
de koelbloedigheid
rassurer
geruststellen
soutenir (le soutien)
(onder)steunen
rendre compte de
verslag uitbrengen van
la paresse (paresseux)
de luiheid
la colère
de woede
la sagesse
de wijsheid
insolent
brutaal, onbeschoft
poliment (poli)
beleefd
justifier
rechtvaardigen; verantwoorden
avec bienveillance
welwillend
hostile (à)
onwillig (tegenover), vijandig (tegenover)
contestir
betwisten
nier
ontkennen
impitoyable
meedogenloos
distrait
verstrooid
muet
stom (niet pratend)
rusé
slim, listig
moqueur (se moquer de)
spotziek, spottend
essayer
proberen
être
zijn
exister
bestaan
expliquer
uitleggen
faire
maken, doen
falloir (il faut)
nodig zijn, moeten
