4 Éducation Flashcards
l’Éducation nationale
het onderwijs
une épreuve
een toets, een examenopgave
efficace
efficiënt
la conception
de opvatting, het begrip
les connaissances
de kennis
le proviseur
de rector
redoubler
blijven zitten, overdoen
décevant
teleurstellend
poursuivre
voortzetten; vervolgen
obtenir
(be)halen
être doué pour
aanleg hebben voor
la filière
de (studie)richting
être en train de
bezig zijn te/met/om
se tromper
zich vergissen
commettre
begaan
le manuel
het schoolboek
contraindre à
dwingen, verplichten tot
un emploi du temps
een rooster
un oral
een mondeling (examen)
la condition
de omstandigheid
l’enseignement
het onderwijzen, het onderwijs
le prétexte
het smoesje, het voorwendsel
rattraper
inhalen
obligatoir
verplicht
retenir
onthouden
punir
straffen
la valeur
de waarde
convaincre
overtuigen
la scolarité obligatoire
de leerplicht
souligner
onderstrepen
la performance
de prestatie
la confiance
het vertrouwen
la tâche
de taak
permettre
toestaan
précoce
vroegrijp, voorlijk
chanter
zingen
chercher
zoeken
commencer
beginnen
comprendre
begrijpen
compter
tellen
conduire, conduire à
rijden, besturen; leiden tot