7 Communication Flashcards
le logiciel
de software
télécharger
downloaden
un fichier informatique
een (computer)bestand
naviguer
surfen
le clavier
het toetsenbord
un écran
een scherm
la souris
de muis
un internaute
een internetgebruiker
une adresse électronique
een e-mailadres
le courriel; le mèl
de e-mail
un animateur
een presentator
une chaîne
een (televisie)net
un sondage d’opinion
een opiniepeiling
enregistrer
opnemen
intégral
integraal, volledig
le mensonge
de leugen
diffuser
uitzenden
une émission
een uitzending
transmettre
uitzenden, overbrengen
un hebdomadaire
een weekblad
quotidien
dagelijks
un auditeur, une auditrice
een luisteraar
à l’avenir
in de toekomst
le lancement
de lancering, het op de markt brengen
numérique
digitaal
une convention
een overeenkomst, een contract
autoriser à
machtigen
dépendre de
afhangen van
envisager
overwegen, van plan zijn
parier
wedden
modifier
wijzigen
susciter
teweeg brengen, veroorzaken
la puce
de chip
un interlocuteur
een gesprekspartner
aux dépens de
ten koste van
dormir
slapen
écouter
luisteren (naar)
écrire
schrijven
élever
optillen; opvoeden
embrasser
omhelzen, kussen
emmener
meenemen, wegbrengen