5 Nature Flashcards
un être vivant
een levend wezen
le dégât
de schade
mondial
wereld-, van de wereld
la disparition
het uitsterven, de verdwijning
permettre
mogelijk maken
l’extinction
het uitsterven
un espèce
een (plant/dier)soort
assumer
aanvaarden, op zich nemen
éviter
vermijden, voorkomen
inaccessible
ontoegankelijk
s’étendre
zich uitstrekken
un tremblement de terre; un séisme
een aardbeving
un inondation
een overstroming
la récolte
de oogst
le citadin
de stedeling
la campagne
het platteland
sauver
redden
le sommet
de top; de topontmoeting/bespreking
la neige
de sneeuw
fondre
smelten
paisible
vredig
une tempête
een storm
hivernal
winters
un orage
een onweer
la forêt
het bos, het woud
le désert
de woestijn
l’eau potable
het drinkwater
une éclaircie
een opklaring
une fleuve
een rivier
la source
de bron
mortel
dodelijk
mûr
rijp
élever
fokken
la préoccupation
de zorg
la pêche
de visserij
connaître
kennen
continuer
doorgaan
courir
rennen
craindre
vrezen
crier
schreeuwen
croire
geloven
demander (si)
vragen (of)