19 Structure du texte Flashcards
ainsi
zo, aldus
malgré
ondanks
à jamais
voor altijd
nettement
duidelijk
lorsque
toen
lors de
tijdens
dès que
zodra
désormais
voortaan
vraisembablement
waarschijnlijk
jadis
vroeger
auparavant
van tevoren, vooraf
soudain
plotseling
aussi (begin vd zin)
dan ook
toutefois
toch, echter
ailleurs
elders
d’ailleurs
trouwens
néanmoins
niettemin
même si
zelfs als
comme (begin vd zin)
aangezien, daar
sauf
behalve
à la suite de
ten gevolge van
au lieu de
in plaats van
simultanément
gelijk(tijdig)
afin de
om
apparemment
klaarblijkelijk, waarschijnlijk
largement
ruimschoots
comme si
alsof
principalement
voornamelijk
pour cause
terecht
à mon (ton, son..) insu
buiten mij (jou, hem…) om
partout
overal
pour que
opdat
contrairement à
in tegenstelling tot
ne … guère
nauwelijks
ne … que
slechts
tenir
(vast)houden
tomber
vallen
toucher
aanraken
tourner
draaien
travailler
werken
trouver
vinden