9. de volwassenheid Flashcards
1
Q
indeling leeftijdsfasen
A
- jongvolwassenheid (20-25 tot 30-35 jaar)
- jongeren => relationeel als professioneel - vaste bindingen - middenvolwassenheid (30-35 tot 50-55 jaar)
- ten volle geëngageerd in gemaakte keuzes
- actiefste periode
- opgroeiende kind EN werk buitenshuis alle aandacht - laatvolwassenheid (50-55 tot 60-65 jaar)
- overgangsfase
- activiteiten in werk en gezin geleidelijk op hun einde lopen - ouderdom (vanaf 60-65 jaar)
- nieuw verworven vrijheid EN leven helemaal opnieuw in richten
2
Q
de volwassenheid
A
- algemeen
- langste periode (± 40 jaar)
- maatschappelijk ten volle actief
- start (20-25j): eigen plaats in de samenleving
- eind (>65j): posities en verantwoordelijkheden vallen weg
- minst onderzocht - kenmerken
- geen statische periode: biologische veranderingen
- veranderende rollen
- maatschappelijke evoluties (‘emerging adulthood’)
- evoluties minder leeftijdsgebonden
- grote diversiteit in keuzes
3
Q
zintuigen en motoriek
A
- zintuigen
- geleidelijke achteruitgang gehoor en zicht
- gezichtsvermogen (40j) = moeite met kleine letters - motoriek
- evolutie minder eenduidig
- naargelang hoeveelheid oefening
- piekleeftijd en snelheid prestatievermindering afh soort discipline
- krachtinspanningen (vooraan 20) < uithouding (achteraan 20)
4
Q
uitzicht van het lichaam
A
- kenmerken
- grijze haren (>35j)
- dunner worden vh haar (vooral mannen)
- dunnere huid en rimpeltjes
- ouderdomsvlekken op de huid (>50j) - vermindering van spiermassa
- verhoogde vetconcentratie = soort ‘zwembandjes’ rond buikomtrek
5
Q
vitale organen
A
- algemeen
- hart en longen doen het goed bij normale inspanningen - WEL problemen bij:
- ongezond leven
- buitengewone inspanningen (>50j)
- erfelijke gevoeligheid
6
Q
het climacterium of de overgangsjaren
A
- algemeen
- overgang van midden- nr laatvolwassenheid - climacterium
- ‘hoogtepunt’
- start tussen 45 en 50 jaar
- traditioneel enkel bij vrouwen
- drastische afname hormoonproductie > vruchtbaarheid ten einde - climacterium virile
- 20 jaar = hoogtepunt mannelijk hormoon
- langer vruchtbaar = vanaf 40j geleidelijke daling
7
Q
de menopauze
A
- premenopauze
- ± 5 jaar voor menopauze
- productie oestrogeen
- begin opvliegers (= warmteaanvallen of vapeurs) en eventuele andere overgangsproblemen (= prikkelbaarheid, hoofdpijn, duizeligheid en hartkloppingen) - menopauze
- tijdstip laatste menstruatie
- vol jaar geen bloedverlies
- gem ± 51j (maar grote variatie) - postmenopauze
- ± 5j na menopauze
- productie eierstofhormonen dooft uit
- overgangsklachten verdwijnen geleidelijk
- beginnende botontkalking en verschralen van huid en slijmvliezen
8
Q
psychologische reacties op de lichaamsveranderingen
A
- reacties op het ouder worden
- culturen jeugdigheid centraal staat = moeite met aanvaarding
- veroudering tegengaan via obsessieve inspanningen of hulpmiddeltjes
- MAAR, naarmate ouder = meerderheid leert relativeren en investeren in gezonde levensstijl - midlifecrisis
- moeilijk te dateren
- identiteitscrisis waardoor uit balans (rebelleren, nieuwe identiteit)
- eindigheid in zicht > terugblik leven (= evaluatie)
- vaak externe gebeurtenissen als kantelmoment
- confrontatie met zingevingsvraagstukken
- stereotypen
9
Q
het postformele denken
A
- algemeen
- hoogste vorm van cognitief functioneren bereikt (formeel-operationeel)
- verdere evolutie in de manier waarop omgaan met denkschema’s
- voorraad abstracte begrippen en denkwijzen blijft toenemen - vier kenmerken:
- realiteitsbetrokken
- relativerend
- persoonlijk
- creatief
10
Q
realiteitsbetrokken en relativerend
A
- realiteitsbetrokken
- denken krijgt andere finaliteit
- instrument om problemen aan te pakken
- pragmatischere (tgv keuzes) > minder ruime vrijheidsmarge - relativerend
- dualistisch > relativistisch
- meerdere standpunten
- oordelen genuanceerder (toleranter en flexibeler)
- impact onderwijs
11
Q
persoonlijk en creatief
A
- persoonlijk
- loslaten vroegere ingestudeerde schemaatjes
- expertise > persoonlijke stijl om werkelijkheid te benaderen (subjectief)
- herhaaldelijke getoetste kennis op snellere en doeltreffende manier ingezet - creatief
- werkelijkheid op originele manier benaderen
- vanzelfsprekendheden in vraag stellen
- deskundigheid > inventiviteit (nieuwe ontdekkingen)
- neemt weer af naarmate ouder, dan meer routine
12
Q
de beroepscarrière
A
- algemeen
- beroep = meest centraal
- uitdaging = settelen vs. promotie
- jongvolwassenheid = zoeken nr aangepaste job (deel taken liever NIET, collega’s en arbeidsomstandigheden kunnen tegenvallen)
- middenvolwassenheid = settelen in hun job - moeilijkheden op de arbeidsmarkt
- ouderen (= trager werktempo)
- niet-westerse achtergrond (= gebrekkige kennis aan landstaal)
13
Q
de partnerrelatie
A
- algemeen
- triangulatie of driehoekstheorie van de liefde (Sternberg)
- uitdaging = opnieuw ontdekken vs. uit elkaar groeien
- drie belangrijke componenten: intimiteit, passie en inzet - drie componenten:
- intimiteit = verlangen nr openhartig en teder contact EN meevoelen met elkaar
- passie = emotionele opwinding die samengaat met verliefdheidsgevoelens en verlangen seksueel contact
- inzet = cognitief en motivationeel van aard en beslistheid om de relatie in stand te houden EN samen aan werken
14
Q
ouderschap
A
- algemeen
- voortdurend aanpassen van verwachtingen en omgang met kind - meer kenmerken
- geen futiliteit
- financiële consequenties en nood voldoende woonruimte, immateriële elementen
- nieuw levensritme - positieve kanten
- kinderen brengen nieuw leven in huis
- golf van grenzeloze vreugde
15
Q
rolveranderingen in de midden- en laatvolwassenheid
A
- lege nest syndroom
- fysiek gemis van kinderen EN gevoel van ‘doelloosheid’
- Proulx en Helms = relatie tss ouders en kinderen => vaak op vooruitgaat wanneer kinderen uit huis zijn - meer rolveranderingen
- gezinsuitbreiding (‘schoonouders’ en ‘grootouders’)
- verzorger of toeverlaat van hun eigen ouders