4. de babytijd Flashcards
1
Q
de theorie vd vroeggeboorte
A
- Adolf Portmann
- mens in zeker zin te vroeg
- kind einde 1ste levensjaar = ontwikkelingsniveau analoog met zoogdier onmiddellijk na geboorte - onderscheid tss:
- nestblijvers zoals konijnen, honden
- nestvlieders zoals paarden, koeien => OOK de mens - overtuigingen
- 1ste levensjaar = bijzonder betekenis
- psychologische functies tot ontwikkeling
- via waarneming = nauwkeurig beeld
- spieren, sociaal opzicht (basis latere taalverwerving) = fysiologische vroeggeboorte => ‘psychosociale baarmoeder’
- eind ‘2de dracht’ = +/- 1j => psychologische geboorte
2
Q
de beschrijving vd pasgeborene
A
- betekenis
- OF neonatus
- hoe kind eruit ziet na geboorte EN 4 eerste weken - aanpassingsmechanismen = prikkels ordenen en doeltreffend reageren
- indrukken op omgeving
- motorische reactiewijzen (behulpzaam bij voeding, aandacht en zorg)
- beperkte controlemechanismen
3
Q
gedragstoestanden en slaap
A
- Heinz Prechtl
- 6 gedragstoestanden = gebaseerd op 4 criteria:
- open of gesloten ogen
- al of niet regelmatige ademhaling
- mate waarin het kind beweegt
- al of niet huilt - onderzoek rond slaap
- pasgeborenen = 1/3 eerste stand (rustige slaap) en 1/3 tweede (actieve slaap of remslaap)
- volgende maand => vermindert hoeveelheid slaap EN % remslaap (= 20%)
4
Q
aangeboren reactiewijzen
A
- algemeen
- huilen = belangrijkste reactiepatroon
- soorten reflexen: - blijvende reflexen
- zoals niezen, hoesten, braken = vitale functie
- taken waarneming (pupilreflex = vernauwing pupil)
taken motoriek (buigreflex = hand terugtrekken) - voorbijgaande of archaïsche reflexen
- enkel eerste weken of maanden
- zoek- en zuigreflex = nut borstvoeding
- grijp- en loopreflex = functieloos (= voorgeschiedenis)
5
Q
huilen als primitief communicatiemiddel
A
- biologisch
- efficiënte strategie om in leven te blijven - meer kenmerken
- primitieve hulpkreet
- geen doelgericht gedrag
- voorgeprogrammeerde fysiologische reactie
- na enkele maanden = doelgericht huilen
6
Q
waarneming en cognitie volgens Piaget
A
- adualisme
- letterlijk = ontbreken van dubbelheid
- geen onderscheid tss subjectieve gewaarwording en dingen in buitenwereld - bijkomende effecten
- geen subject-objectsplitsing = geen ‘objecten’
- stroom wisselende impressies
- geen besef eigen lichaam
7
Q
tastzin en temperatuurzin
A
- tastzin
- meest tastgevoelig = handpalmen, voetzolen en gezicht
- voorkeur voor huidcontact - temperatuurzin
- goed onderscheid warme en koude aanraking
- vooral ter hoogte vd handen en mond
8
Q
gevoeligheid voor pijn en gehoor
A
- gevoeligheid voor pijn
- vb. geschreeuw en grimassen bij hielprik - gehoor
- voorkeur menselijke stem (moeder)
- onderscheid verschillende vocale geluiden (vb. woord 2 of 3 lettergrepen)
9
Q
smaak en reuk
A
- smaak
- mond = aantal smaakreceptoren
- reageren positief op zoete smaken
- reageren negatief op zuur en bitter - reuk
- voorkeur bepaalde geuren zoals banaan, vanille en chocolade
- rotte eieren = negatieve reactie
10
Q
gezichtszin
A
- algemeen
- reageert op licht en beperkte kleurenperceptie
- 4tal maanden voor kleuren zien - kenmerken
- convergeren (= 2 ogen nr één punt) gaat moeilijk
- geen flexibele accommodatie (= oog past zich aan aan afstand objecten) => blik enkel op onmiddellijke omgeving - belangrijkste factoren (Alan Slater)
- aanwezigheid contrast
- OOK beweging, matige complexiteit en driedimensionaal
11
Q
dieptezicht
A
- de ‘visuele afgrond’
- experiment van Eleanor Gibson en Richard Walk
- kind 6 maand = bang over doorzichtige plaat te begeven (= dieptezicht zeker aanwezig) - bedenkingen
- vanaf welke leeftijd?
- OOK jonge kinderen
- dieptezicht is NIET aangeleerd
12
Q
de waarneming
A
- algemeen
- gezichtszin nog NIET goed ontwikkeld
- kind ziet en is gevoelig voor kleuren = GEEN onderscheid en onscherp blikveld - verdere ontwikkelingen
- na 2 maand = kleurperceptie EN blik langdurig op voorwerp fixeren
- 3 maand = verschillende delen (= georganiseerd geheel)
- 6 maand => gezichtsvermogen = als volwassene
13
Q
gevoeligheid voor menselijk gezicht
A
- algemeen
- aandachtstrekkende eigenschappen - erfelijke gevoeligheid (John Morton en Mark Johnson)
- onderscheid tss 2 mechanismen:
- eenvoudig patroon menselijk gezicht = meer aandacht (bij geboorte = gevoeligheid rudimentair patroon => reflexcentrum in hersenstam)
- 2 maanden = gezicht bewust verkennen (cortex is ingeschakeld) => 2de mechanisme - evolutie Philip Salapatek
- overeenkomst met laatste mechanisme
- onderzoek oogbeweging bij zien gezicht
14
Q
soorten elementaire leerprocessen
A
- habituatie
- eenvoudigste vorm v leren
- geleidelijk (passief) wennen aan herhaaldelijke terugkerende prikkels - klassieke conditionering
- prikkels of gebeurtenissen die herhaaldelijk terugkomen => onbewust geassocieerd met elkaar
- verloop v tijd = signaal bij verschijnsel - operante conditionering
- gedrag gevold door beloning
- NIET eenvoudig voor baby - sociaal leren
- diverse experimenten (Andrew Meltzoff en Keith Moore => tong uitsteken)
- MAAR critici = vb. van toevallige overeenkomsten
15
Q
de nabootsingshypothese
A
- algemeen
- Giacomo Rizzolatti
- spiegelneuronen in hersenen = reageren als je zelf iets doet EN iemand anders zelfde handeling - resultaten
- spiegelneuronen vanaf 1/2 eerste levensjaar
- NIET sprake nabootsend leren
- Moshe Anisfeld = bevindingen als varianten op één aangeboren reactiepatroon !!
16
Q
de pasgeborene als asociaal wezen
A
- algemeen
- geen doorleefde sociale behoefte
- leven in teken niet-sociale behoeften zoals honger, slaap
- basis aanwezig waaruit ‘sociale gerichtheid’ ontwikkelt
- motorische reacties en zintuigelijke voorkeuren = aanzet interacties (kind en volwassene) - babyface
- Konrad Lorenz
- zowel bij dieren = jonge nakomelingen met specifieke kenmerken
- groot vooruitstekend voorhoofd, bolle wangen, grote ogen en kleine neus
- later = glimlach verschijnen
17
Q
de beperkte gevoelswereld vd pasgeborene
A
- algemeen
- weinig nuance gevoelsexpressie
- ofwel rustig, ofwel huilen = afhankelijk al of niet bevrediging vitale behoeften
- behoeften sterk op voorgrond = huilen - solitaire glimlach
- helemaal bevredigd = aarzelende glimlach (OOK direct in slaap of rustig) - sociale glimlach
- 6 à 8 weken
- reactie op frontale aanblik expressief menselijk gezicht
18
Q
de verdere motorische ontwikkeling
A
- geweldige groei
- lichaamslengte 1/2 toe (gem 75cm)
- gewicht x3 (gem 10kg)
- 1/4 calorieën in eerste 2 levensjaren gebruikt voor groei !! - ontwikkeling gedrag
- snelle evolutie zenuwstelsel belangrijk
- gewicht hersenen x2,6 (350 => 900 gram)
- nieuwe zenuwcellen meer gevormd
- uitgroei verbindingen of synapsen tss neuronen en voortgaande myelinisering v zenuwstelsel - motorische vaardigheden
- parallel met fysiologische rijpingsprocessen
19
Q
de twee belangrijke ontwikkelingslijnen
A
- cefalocaudale ontwikkelingslijn
- van boven nr onder (= hoofd nr staart)
- myelinisering eerst doelgericht gebruik spieren hoofd => romp => verder nr beneden - proximodistale ontwikkelingslijn
- dicht bij lichaamsas => extremiteiten (= uitsteeksels)
- beide schoudergewrichten onder controle cortex => vervolgens ellebogen, polsen en vingers