8: Circulation Flashcards

1
Q

Wat wordt er gecontroleerd bij het protocol circulation?

A

bloedcirculatie/bloedsomloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de eerste stap bij het controleren van de bloedcirculatie bij een slachtoffer bij bewustzijn?

A

Of er ernstige uitwendige bloedingen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe controleer je de bloedcirculatie bij een slachtoffer bij bewustzijn?

A

Door te voelen aan de pols (a. radialis)/hals (a. carotis) naar de frequentie, kracht en regelmaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe voelt een normale pols?

A

regulair, krachtig, en in rust 60-100 slagen per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe moet je je vingers/hand plaatsen op de pols om de circulatie te beoordelen?

A

Plaats de wijs- en middelvinger van de dominante hand aan de binnenzijde van de pols aan de duimzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe moet je je vingers/hand plaatsen op de hals om de circulatie te beoordelen?

A

Zoek het strottenhoofd, schuif met de vingers van het strottenhoofd naar lateraal tot pulsaties voelbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nadat de circulatie is gecontroleerd ga je controleren op shock. Hoe doe je dat?

A
  • Ga allereerst na of het ongevalsmechanisme aanleiding kan geven tot shock
  • Bepaal de capillaire refill tijd (CRT)
  • Kijk naar kleur van de huid van het slachtoffer
  • Voel naar de vochtigheid van de huid van het slachtoffer
  • Voel naar de temperatuur van de huid van het slachtoffer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de capillary refill tijd (CRT)

A

De tijd die nodig is om weer kleur te krijgen in een distaal capillair netwerk nadat er druk op is uitgeoefend. Druk 5 seconden op het stermum. Laat los en kijk hoe lang het duurt voordat de kleur weer is teruggekomen (<2s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar moet je aan denken als je bij het controleren van shock iets afwijkende vindt?

A

Inwendige bloeding en acuut coronair syndroom / angina pectoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de eerste stap bij een slachtoffer die buiten bewustzijn is om de circulatie te beoordelen?

A

Kijk of er ernstige uitwendige bloedingen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat beoordeel je nadat je hebt gecontroleerd op ernstige uitwendige bloedingen bij een bewusteloos persoon?

A

Controleer de circulatie door te voelen aan de hals (a. carotis) naar de frequentie, kracht en regelmaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe controleer je, nadat je hebt gekeken naar uitwendige bloedingen en circulatie, op shock bij een bewusteloos persoon?

A
  • Ga allereerst na of het ongevalsmechanisme aanleiding kan geven tot shock
  • Bepaal de CRT
  • Kijk naar de kleur van de huid
  • Voel naar de vochtigheid van het slachtoffer
  • Voel naar de temperatuur van het slachtoffer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan je beoordelen als je de stappen van circulatie en shock hebt doorlopen bij een bewusteloos persoon?

A

Of diegene een inwendige bloeding heeft (angina pectoris kan niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een circulatiestilstand?

A

Een stilstand van de bloedstroom in het gehele lichaam, waardoor er geen zuurstoftransport plaatsvindt naar de organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt een circulatiestilstand vastgesteld?

A

Uitsluitend door deze twee criteria:
1. Het slachtoffer reageert niet;
2. Het slachtoffer ademt niet normaal of ademt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Als reanimatie goed wordt uitgevoerd, hoeveel procent van de normale circulatie kan er in stand worden gehouden?

A

Max 30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij een circulatiestilstand start je direct met?

A

Reanimeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is belangrijk om, indien snel mogelijk, te doen voor de start van reanimatie?

A

Op een harde ondergrond plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stelling: De handen moeten tijdens reanimatie ter hoogte van de processen xiphoideus geplaatst worden

A

Fout, er mag juist niet direct druk op worden uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tot welke diepte (in cm) moet men reanimeren?

A

ten minste 5 cm maar niet meer dan 6cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke frequentie moet men handhaven bij reanimatie?

A

100-120x/minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe geef je beademingen bij reanimatie?

A

Luchtweg vrijmaken met chinlift, knijp de neus dicht, zorg dat mond iets open blijft en de kin optillen. Blaas rustig na een diepe inademing op afgesloten mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe weet je of je een effectieve beademing hebt gegeven?

A

Als de borstkas omhoog komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Stelling: Indien het voor de hulpverlener gevaarlijk is om mond-op-mondbeademing te geven (braaksel, bloed) heeft enkel compressies ook nog zin

A

Zekers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Na hoeveel seconden/minuten moet je afwisselen als je met een tweedehulpverlener aan het reanimeren bent?

A

2 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar moet een niet-reanimerenverklaring aan voldoen?

A
  • De wilsverklaring moet geschreven zijn
  • De wilsverklaring moet te herleiden zijn tot de persoon die de verklaring uitte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar staat AED voor?

A

Automatische Externe Defibrillator (AED)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat detecteert en maakt een AED onderscheid tussen?

A

een ‘schokbaar’ hartritme (ventrikeltachycardie (VT)/ventrikelfibrilleren (VF)) en een ‘niet-schokbaar’ ritme (asystolie/polsloze elektrische activiteit (PEA))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Stelling: Indien de AED geen VT/VF detecteert, zal het ook geen elektrische schok afgeven

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Stelling: Ook zonder borstcompressies is een AED zinvol

A

Fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het verschil tussen een automatische en een semi-automatische AED?

A

Een automatische AED dient bij een schokbaar ritme zelf een schok toe, zonder dat de hulpverlener op een knop hoeft te drukken. Bij een semi-automatische AED moet de bediener zelf de knop indrukken om een schok toe te dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Een acute hartstilstand wordt vaak veroorzaakt door een acuut myocardinfarct, waarbij er in 60-70% van de gevallen sprake is van boezem/ventrikel fibrilleren

A

ventrikelfibrilleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is ventrikelfibrilleren (VF)?

A

Een ritmestoornis waarbij de myocardvezels van de ventrikels ongecoördineerd samentrekken waardoor er geen effectieve circulatie meer is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de kansen dat een slachtoffer overleeft met en zonder schokbaar beginritme

A

Met schokbaar begintritme: 44%
Zonder schokbaar beginritme: 3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Met hoeveel procent per minuut nemen de overlevingskansen af bij een slachtoffer met een acute circulatiestilstand

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waar kan je een AED vinden?

A

Stations, warenhuizen, grote supermarkten, sportscholen/verenigingen, openbare gebouwen, winkelcentra en pretparken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waar moeten de elektrodes van een AED op de ontblote borstkas van het slachtoffer geplaatst worden

A

Plaats een elektrode rechts parasternaal subclaviculair en de andere elektrode links midaxillair onder de oksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De pads moeten meer dan … cm verwijderd zijn van een eventuele ICD of pacemaker

A

8

39
Q

Stelling: een slachtoffer dat nat is kan niet gereanimeerd worden totdat diegene droog is gemaakt

A

Juist

40
Q

Wat moet je roepen als een AED af gaat / voordat je de knop indrukt?

A

‘Iedereen los!’

41
Q

Wanneer kun je er vanuit gaan dat de circulatie hersteld is?

A

Als het slachtoffer
- bij bewustzijn komt
- zich beweegt
- de ogen opent; en
- normaal ademt

42
Q

Wat voor shock kan ontstaan bij een grote bloeding?

A

hypovolemische shock

43
Q

Bij een … bloeding zal het bloedverlies pulserend zijn, bij een … is het meer een continue stroom

A

arteriële, veneuze

44
Q

Een inwendige bloeding is lastig te detecteren. Waar moet je op bedachtzaam zijn?

A

Bijv als slachtoffer stuur in buik heeft gekregen, een femurfractuur kan ook een inwendige wond geven

45
Q

Waar kan een slachtoffer pijn hebben bij een inwendige bloeding?

A

in thorax, buik of bekken. Bij een miltruptuur kan er echter door referred pijn ook pijn in de schouder aangegeven worden

46
Q

Wat doe Je bij een uitwendige wond?

A

Slachtoffer per voorkeur op de grond leggen, 112 bellen en een drukverband aanleggen

47
Q

Wat moet je doen als je een uitwendige bloeding na drukverband niet onder controle krijgt?

A

Tourniquet aanleggen

48
Q

Stelling: je mag een broekriem of sjaal gebruiken als tourniquet

A

Nope ( maar wel in noodsituaties?)

49
Q

Waar kan je gebruik van maken als er geen verbanddoos aanwezig is om drukverband aan te leggen?

A

doek, kleding of de blote hand

50
Q

Hoe moet je een geamputeerd lichaamsdeel bewaren?

A

z.s.m. afdekken met (snel)verband in een plastic zak, dat in ijs/koud water gaat

51
Q

Wat is shock?

A

Een situatie veroorzaakt door onvoldoende of inefficiënte doorbloeding (verminderde weefselperfusie) van weefsels leidend tot een cellulair zuurstoftekort (verminderde weefsel-oxygenatie)

52
Q

Welke 4 typen shock zijn er?

A
  1. Hypovolemische shock
  2. Cardiogene shock
  3. Obstructieve shock
  4. Distributieve shock
53
Q

Wat zijn symptomen van shock?

A

hoge ademfrequentie, zwakke/snelle pols. Kan vaak niet op benen staan, is gespannen, angstig en/of verward

54
Q

De gradaties van shock zijn geen, lichte en ernstige shock. Hoe kan je deze onderscheiden?

A

Geen shock: doorbloeding van weefsel is niet verbinden, wel kan er sprake zijn van een lichte tachycardie

Lichte shock: doorbloeding van minder vitale delen zoals de huid, vet en spieren neemt als eerste af, slachtoffer is bleek/koud/transpireert/snelle ademhaling/tachycardie en capillaire refill vertraagd

Ernstige shock: nog minder bloed vitale organen, minder urine (anurie), perfusie hart/hersenen en neemt af (aanspreekbaarheid neemt af), hart zal ter compensatie harder gaan pompen (snelle/weke pols), dit is levensbedreigend

55
Q

Wat moet je doen bij iemand met shock nadat je 112 hebt gebeld?

A

Benen omhoog zodat bloed naar vitale organen gaat (BEHALVE bij cardiogene shock, of na HET)

56
Q

Wat is het mechanisme van hypovolemische shock?

A

Er is een absoluut tekort aan circulerend volume

57
Q

Wat is het mechanisme van cardiogene shock?

A

De contractiekracht van de hartspier is onvoldoende waardoor het hartminuutvolume daalt

58
Q

Wat is het mechanisme van obstructieve shock?

A

Een centraal deel van de circulatie is afgesloten

59
Q

Wat is het mechanisme van distributieve shock?

A

De verdeling van zuurstof binnen de weefsels is inadequaat (sommige delen krijgen onvoldoende zuurstof aangeboden en sommige delen juist te veel)

60
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van hypovolemische shock

A
  • inwendig- of uitwendig bloedverlies (trauma, gastro-intestinale bloeding, longbloeding, abdominaal aneurysma, gerelateerd aan zwangerschap)
  • verlies van water en elektrolyten (diarree, onvoldoende vochtinname)
  • verlies van plasma (brandwonden)
61
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van cardiogene shock?

A
  • myocardinfarct
  • ritmestoornissen
  • klepafwijkingen
62
Q

Wat zijn oorzaken van obstructieve shock?

A
  • longembolie (in a. pulmonalis of meerdere long-embolieën in beide longen)
  • harttamponade (ophoping van vocht in het hartzakje)
  • spannings-pneumothorax
63
Q

Wat zijn oorzaken van distributieve shock?

A
  • sepsis
  • anafylaxie (reactie op een exogene stimulus (insectensteek, medicatie, voedsel))
  • koolmonoxide- en cyanide vergiftiging
  • dwarsleasie
64
Q

Wat zijn de symptomen van alle typen shock?

A
  • hoge ademfrequentie en zwakke, snelle pols
  • misselijkheid (en braken)
  • slachtoffer kan niet op benen staan, is gespannen, angstig, verward, heeft verminderd bewustzijn/comateus
65
Q

Hoe kan je distributieve shock onderscheiden van hypovolemische, cardiogene en obstructieve shock?

A

Distributieve shock: rode, warme, droge huid, normale CRT

Hypovolemische/cardiogene/obstructieve shock: koude, klamme, bleke huid. Vertraagde CRT

66
Q

Wat is nog een kenmerk voor cardiogene en obstructieve shock (dat hypovolemische en distributieve niet hebben)?

A

Opgezette halsvenen en dyspneu

67
Q

Wat zijn voorbeelden van de oorzaak van shock proberen weg te nemen?

A
  • Stelp een ernstige bloeding (hypovolemische shock)
  • plak thoraxwand af om spanningspneumothorax met obstructieve shock te voorkomen
  • reanimatie en AED bij cardiogene shock
  • bij anafylactische shock adrenaline-autoinjector
68
Q

Kan een overdosis worden gegeven bij een adrenaline-autoinjector voor anafylaxie?

A

nee

69
Q

Waar zorgt de adrenaline voor bij een autoinjectie voor een anafylaxie?

A

Het zorgt voor het vernauwen van perifere vaten die door de anafylactische reactie juist open gaan staan

70
Q

Binnen hoeveel minuten moet het effect van een adrenaline-autoinjector gezien worden?

A

3-5 minuten

71
Q

Hoe lang zal het effect van de adrenaline aanhouden?

A

15-20 minuten

72
Q

Stel je merkt geen verbetering na 4-5 minuten, mag je dan een tweede dosis toedienen?

A

Ja

73
Q

Wat is het stappenplan om een Epipen (o.i.d.) toe te dienen?

A
  1. houd de pen stevig vast met je duim aan de kant van de verwijdbare veiligheidsdop
  2. verwijder de veiligheidsdop
  3. stoot het uiteinde van de pen in 1 beweging loodrecht in het dijbeen. dit mag door de kleding heen
  4. houd de pen 10 seconden op zijn plaats en verwijder de pen
  5. masseer de injectieplaats gedurende 10 seconden
74
Q

Wat is ischemische hartziekte?

A

een tekort van zuurstof van de hartspier

75
Q

Welke twee vormen van ischemische hartziekten worden van elkaar onderscheden?

A

een acuut coronair syndroom (ACS) en angina pectoris (AP)

76
Q

Waar wordt het klinisch syndroom angina pectoris door gekenmerkt?

A

Door drukkende pijn op de borst die ontstaat tijdens lichamelijke inspanning of emotionele stress. Vaak heeft dit uitstralende pijn naar linker arm, onderkaak of schouderbladen

77
Q

Wat is meestal de oorzaak van angina pectoris?

A

Aderverkalking van coronairarteriën met als gevolg vernauwing van het bloedvat

78
Q

Waar wordt een acuut coronair syndroom door gekenmerkt?

A

Klachten die al in rust ontstaan. Hierbij is er sprake van vergevorderde vernauwing in de coronairarterie waardoor al in rust de zuurstofvoorziening van het hart tekort schiet

79
Q

Uit welke drie groepen bestaat een acuut coronair syndroom?

A
  • Acuut myocardinfarct met ST-elevaties op electrocardiogram
  • Acuut myocardinfarct zonder ST-elevaties op het elektrocardiogram
  • Instabile angina pectoris met aschemie maar zonder schade van de hartspier
80
Q

Wat is een acuut myocardinfarct met ST-elevaties op het elektrocardiogram?

A

Hierbij is de infarct-gerelateerde coronairarterie acuut volledig afgesloten. Dit kan worden veroorzaakt door een atherosclerotische plaque die scheurt (plaqueruptuur). Bloedplaatjes zullen zich hieraan hechten en zo ontstaat een bloedprop die het vat helemaal afsluit. Als de afsluiting lang genoeg bestaat zal door zuurstoftekort het hartspierweefsel achter de afsluiting afsterven (necrose, infarceren)

81
Q

Wat is een acuut myocardinfarct zonder ST-elevaties op het elektrocardiogram?

A

Hierbij is in de regel de coronairarterie niet volledig afgesloten maar wel ernstigvernauwd. Er treedt zuurstofgebrek (aschemie) op en dit leidt tot hartschade (necrose). Doorgaans is de schade bij een niet volledig afgesloten bloedvat veel kleiner

82
Q

Stelling: bij zowel AP als ACS zal na toedieningen nitroglycerine (vaatverwijder) de klachten binnen 5-10 minuten afnemen

A

Fout, alleen bij AP is dit zo. Bij een ACS is die onvoldoende om de klachten te verminderen

83
Q

Wat is het grote verschil tussen AP en ACS?

A

AP is reversibel

84
Q

Welke kenmerkende symptomen heeft ischemie van de hartspier?

A

Hevige drukkende pijn gelokaliseerd achter het stermum (retrosternale pijn), soms uitstralend naar de armen, onderkaak, tussen schouderbladen of de bovenbuik. De huid is vaak klam, bleek of grauw. Daarnaast hebben slachtoffers last van misselijkheid, braken, hevige transpiratie en doodsangst, met als gevolg benauwdheid. Dyspneu kan ontstaan door pulmonale overvulling (astma cardiale, met event cardiogene shock bij verergering)

85
Q

Waar moet nitroglycerine worden toegediend?

A

Sublinguaal

86
Q

Wat maakt een instabiele AP anders dan een ‘stabiele’

A

Bij instabiele komt er tijdens rust ook klachten en wordt vaak veroorzaakt door een trombus

87
Q

Als je twijfelt tussen een AP en een ACS. Waar moet je vanuit gaan?

A

Het ergste, een ACS

88
Q

Bij een AP is er vaak een reden voor het verhoogde zuurstofbehoefte of verminderde aanbod. Zoals?

A

Inspanning, een zware maaltijd, hevige emotie of angst

89
Q

Hoe moet je handelen bij een AP/ACS?

A

Staken van inspanningen, straal rust en kalmte uit, vragen naar pijn en klachten om onderscheid te maken, vraag (evt) of slachtoffer bekend is met hartklachten, halfzittende houding (ga achter diegene zitten als er geen leuning is)en bel uiteraard 112. Als diegene eerder een AP heeft gehad zal hij/zij medicatie bij zich hebben die je kan toedienen.

90
Q

Isosorbidedinitraat en nitroglycerine moeten sublinguaal worden toegediend. Welke is een tablet en welke is in spray-vorm?

A

Isosorbidedinitraat: tablet
nitroglycerine: spray

91
Q

Er mogen nooit meer dan … opeenvolgende doses ososorbidedinitraat/nitroglycerine worden toegediend

A

3

92
Q

Welke houding moet het slachtoffer hebben bij toediening van een dosis nitroglycerine/isosorbidedinitraat?

A

Zitten of liggen bij inname. Doordat nitroglycerine de vaten open zet kan er duizeligheid optreden

93
Q

In welk geval mag je geen isosorbidedinitraat/nitroglycerine toevoegen?

A

Bij bloeddrukdaling zoals bij (verdenking op) shock of duizeligheidsklachten