7. Customers and sales (Part 2) Flashcards
Onze verkoop is gestegen
Our sales have grown
De kosten inschatten
To assess the costs
De bestellingen verwerken
To process order
Het budget verdelen
To allocate the budget/to split up the budget
Kleine problemen tegenkomen
To encounter small problems
Schaalvoordelen realiseren
To realise economies of scale
De producten verpakken
To pack the products
De producten etiketteren
To label the products
De winkelrekken
The store shelves
Ginds aan de kassa
Over there at the checkout counter
Facturen opmaken
To draw up invoices
Goederen uitstallen
To display goods
Meer verkopen dan de concurrent
To outsell the competitor
Een productlijn uitbreiden
To extend a product line
Geografisch uitbreiden
To expand geographically
Een nieuwe strategie toepassen
To apply a new strategy
De geloofwaardigheid van een merk garanderen
To guarantee the credibility of a brand
Er staat veel op het spel
There is a lot at stake
Overuren kloppen
To work overtime
Een geregistreerd handelsmerk
A registered trademark
Een goed gevestigd merk
A well established brand
Merkentrouw
Brand loyalty
Ter beschikking staan van de klanten
To be at the disposal of the customers
Een product in het hogere marktsegment positioneren
To position a product upmarket
De winst maximaliseren
To maximise the profit
In overeenstemming zijn met
To be in line with
Via vele distributiekanalen verkopen
To sell via/through different distribution channels
Een gat in de markt vinden
To find a gap in the market
Een uitverkoop van auto’s/brommers
A sale out on cars, motor cycles
Een nieuwe serie producten
A new series of products
De productcyclus
The product cycle
Bevelen zijn iets anders dan beslissingen
Commands are something else than orders
