1. Basic words Flashcards
Ik ga akkoord
I agree
Ik ben er niet zo mee eens
I do not quite agree
Excuseer, mijnheer/mevrouw.
Excuse me, sir/madam.
Punten
Marks
Zijn mijn punten positief, mijnheer?
Are my marks positive sir?
Past het u?
Does it suit you?
Past het in uw agenda?
Does it fit your agenda?
Een taak sturen/doorsturen
To send/forward a task
Alstublieft, mijnheer. (Iets afgeven)
Here you are, sir.
Zich inschrijven voor een taak
To register for a task
Zijn aanwezigheid bevestigen
To confirm one’s attendance
Een kladversie indienen
To hand in a draft version
Een finale versie indienen
To hand in a final version
Ten laatste
At the latest
Gebruik ten minste 20 woorden
Use at least/ at a minimum 20 words
Gegevens invoeren in excel
To input data into excel
Uiteindelijk iets indienen
To hand in something at last
Iets grondig leren
To study/learn something thoroughly
Een taak afwerken
To finalise a task
Afstuderen
To get a degree
Het is een misverstand
It is a misunderstanding
Gestresseerd worden
To get stressed
De meeste dingen zijn klaar
Most things are ready
De meeste opdrachten vereisen moeite
Most tasks require an effort
Ze komt niet, hetgeen betekent dat jij haar plaats inneemt.
She doesn’t come, which means/implies that you will take her position.
Mag ik mijn punten hebben, mijnheer?
Could I have my marks, sir?
Ik zou graag een misverstand vermijden.
I would like to avoid a misunderstanding.
Je wil niet gestresseerd te geraken, dus laat ons dit op tijd organiseren.
You don’t want to get stressed, so let’s organise this in time.
Kan je me a.u.b. je aanwezigheid bevestigen?
Can you please confirm your attendance/presence?
Alles is afgewerkt.
Everything has been finalised.
Ik heb alle gegevens van de oefening in Excel ingevoerd.
I have input all data of the exercise into excel.
Ik ben een diploma marketing/logistiek aan het behalen.
I’m getting a degree in Marketing/Logistics.