20. Products (FMCG) Flashcards
1
Q
Niet-duurzame goederen zoals kant en klare maaltijden
A
Non-durable goods such as convenience meals
2
Q
Langer houdbaar zijn
A
To have a longer shelf-life
3
Q
Diepvriesproducten
A
Frozen food products/foodstuffs
4
Q
Producten in blik
A
Canned products
5
Q
Verse producten
A
Fresh products
6
Q
Gehakt
A
Mince
7
Q
Wild
A
Venison
8
Q
Ananas
A
Pineapple
9
Q
Druiven
A
Grapes
10
Q
Pompelmoezen
A
Grapefruits
11
Q
Bloemkool
A
Cauliflower
12
Q
Erwten en bonen
A
Peas and beans
13
Q
Augurk
A
Gherkin
14
Q
Peterselie
A
Parsley
15
Q
Paling
A
Eel
16
Q
Forel
A
Trout
17
Q
Kabeljauw
A
Cod
18
Q
Pladijs
A
Plaice
19
Q
Tonijn
A
Tuna
20
Q
Zalm
A
Salmon
21
Q
Kreeft
A
Lobster
22
Q
Graanproducten
A
Cereal products
23
Q
Perziken in blik
A
Canned peaches
24
Q
Bier van ‘t vat
A
Draught beer
25
Frisdranken
Fizzy drinks
26
Alcoholische dranken
Alcoholic beverages
27
Snoepgoed
Candy, sweets
28
Gist en bloem
Yeast and flour
29
Rode kool, broccoli, ajuinen
Red cabbage, broccoli, onions
30
Tuinkers en sla
Garden cress and lettuce
31
Kalfsvlees en struisvogelvlees
Veal and ostrich
32
Schaap- en lamvlees
Mutton and lamb
33
Een kip gevuld met gehakt
A chicken stuffed with mince
34
Saignant, medium of bien cuit?
Rare, medium or well done?
35
Deze producten zijn niet lang houdbaar
These products do not have a long shelf life
