3. Prepositions Flashcards
1
Q
Voor zijn rekening nemen
A
To account for
2
Q
Bedragen
A
To amount to
3
Q
Verkopen aan een prijs
A
To sell at a price
4
Q
Afhangen van
A
To depend on
5
Q
Op het gebied van
A
In the field of
6
Q
Kiezen voor
A
To opt for
7
Q
Bestaan uit
A
To consist of
8
Q
Vliegtuigen bevoorraden met drank en maaltijden
A
To supply airplanes with beverages and meals
9
Q
Ter beschikking staan
A
To be at the disposal of
10
Q
Werken bij een bedrijf
A
To work at a company
11
Q
Groeien, stijgen met 6%
A
To grow/increase/rise by 6%
12
Q
Een groei, stijging met 6%
A
A growth/increase/rise of 6%
13
Q
Zorgen voor
A
To care for/to take care of
14
Q
Een product van goede kwaliteit
A
A product of good quality
15
Q
Geproduceerd op een bepaalde wijze
A
Produced in a certain way
16
Q
De vraag naar goederen
A
The demand for goods