15. Social English Flashcards
Echtgenoot en echtgenote
Husband and spouse/wife
Vrijgezel en verloofde
Bachelor and fiancé
Mijn kennissen
My acquaintances (SPELLING!)
Vertrouwd zijn met Excel
To be acquainted with Excel
Mijn huisbaas/bazin
My landlord/my landlady
Huurders
Tenants
Ik ben huiseigenaar versus ik huur
I am a homeowner versus I rent
Iemand feliciteren
To congratulate someone
In naam van mijn collega’s
On behalf of my colleagues
Mijn relatie is gespannen
My relation is strained/tense
Het evenement en de receptie
The vent and the reception
Wat eten we vanavond?
What are we eating tonight?
Gamba’s als voorgerecht
Prawns a s a starter
Prei en zalm als hoofdgerecht
Leek and salmon as a main course
Dranken
Drinks/beverages
Een drankje ingieten
To pour a drink
Een geheelonthouder
A teetotaller
Een kleine pint (25cl)
Half a pint
Een groot pint (50 cl)
A pint
Aperitiefhapjes
Appetisers/snacks
De eetlust bederven
To spoil the appetite
De bloemenwinkel
The florist
Zich opfrissen
To freshen up/smarten up
Een garderobe is geen kleerkast
A cloakroom is not a wardrobe
Er gedistingeerd uitzien
To look distinguished
Hij heeft de hele dag gezaagd
He has been nagging the whole day