17. Nationalities Flashcards
1
Q
Naast onze belgische werknemers
A
Necxt to our Belgian employees
2
Q
Mensen van andere nationaliteiten
A
People of other nationalities
3
Q
Twee Britten
A
Two Britons/Brits
4
Q
Een Belg
A
A Belgian
5
Q
Een Belgisch bedrijf
A
A Belgian company
6
Q
Een Deen
A
A Dane
7
Q
Een Fransman
A
A Frenchman
8
Q
Een Zweed
A
A Swede
9
Q
Een Spanjaard
A
A Spaniard
10
Q
Een Turk
A
A Turk
11
Q
Een Nederlander
A
A Dutchman
12
Q
Een Zwitser
A
A Swiss
13
Q
We verkopen enkel Belgische producten
A
We only sell Belgian products
14
Q
Er werken drie Zwitsers, twee Turken, wee Nederlanders en twee Fransen in ons bedrijf.
A
Three Swiss, two Turks, two Dutch and two french work for our company.