6. Customers and sales (Part 1) Flashcards
1
Q
De eindgebruikers
A
The end users
2
Q
Consumenten
A
Consumers
3
Q
De klantendoelgroep
A
The target customer group
4
Q
Bestaan uit particulieren
A
To consist of private individuals
5
Q
Mogelijke klanten
A
Potential customers
6
Q
De klanten segmenteren
A
To segment the customers
7
Q
De klantengegevens
A
The customer data
8
Q
De evolutie opvolgen
A
To monitor/follow up the evolution
9
Q
De belangrijkste product
A
The core/key product
10
Q
Een grote groei kennen
A
To witness a big growth
11
Q
De groei
A
The growth
12
Q
Een drievoudige groei van onze bedrijfswinst
A
A threefold growth of our operating profit
13
Q
Verdubbelen/verdrievoudigen
A
To double/to triple
14
Q
Een verlies lijden
A
To suffer a loss
15
Q
Ongeveer 1000 euro inkomsten verliezen
A
To lose approximately 1000 euro in turnover