5 - Disorders of gut-brain interaction (DGBI) Flashcards
Wat verstaan we onder dyspepsie?
Het is een groep van symptomen die zich situeren in de bovenbuik: epigastrische pijn (al dan niet uitgelokt door maaltijd), epigastrisch zwaartegevoel na de maaltijd, vroegtijdige verzadiging, afwezigheid van hongergevoel, misselijkheid of nausea.
Wat zijn mogelijke oorzaken van dyspepsie?
De oorzaak kan organisch zijn maar meestal is er sprake van functioneel lijden.
Organische oorzaken zijn ulcera of tumoren van duodenum of maag, intra-abdominale tumoren, diabetische gastroparese, medicamenteuze gastroparese of sclerodermie.
Welke pathofysiologische mechanismen kunnen aan de basis liggen van functionele dyspepsie?
- Vertraagde maagontlediging
- Hypersensitiviteit van de maag bij distensie
- Gestoorde fundusrelaxatie
- H. pylori
Tussen welke 2 syndromen wordt er een onderscheid gemaakt bij functionele dyspepsie?
Epigastrisch pijnsyndroom (EPS) en postprandiaal distress syndroom (PDS). We spreken van EPS als epigastrische pijn op de voorgrond staat en van PDS wanneer het postprandiale volheidsgevoel op de voorgrond staat.
Welke onderzoeken ga je doen bij iemand met functionele dyspepsie?
Endoscopie wordt aangeraden wanneer epigastrische pijn op de voorgrond staat, wanneer je een ulcus vermoedt (nachtelijke pijn, NSAID gebruik), bij alarmsymptomen (vermagering, anemie) en bij leeftijd > 50 jaar.
Bij mensen met chronische dyspepsie is het aangewezen om detectie van H. pylori te doen.
Een maagontledigingsonderzoek kan je doen bij PDS.
Hoe wordt acute (transiënte) dyspepsie behandeld?
Via dieetmaatregelen en prokinetica (domperidone of metoclopramide).
Beschrijf de werking en bijwerkingen van domperidone.
Het stimuleert de gastro-intestinale peristaltiek via een antidopaminerge werking. Hyperprolactinemie met galactorroe en amenorree is de bijwerking. Soms doet zich ook QT-verlenging voor.
Beschrijf de werking en bijwerkingen van metoclopramide.
Het sitmuleert de gastro-intestinale peristaltiek en passeert de BBB, waardoor het een anti-emetisch effect heeft. Als bijwerking doen patiënten soms extrapyramidale verschijnselen met dystonie.
Wat is de plaats van H2-remmers en PPI’s bij de behandeling van chronische, functionele dyspepsie?
Ze worden vaak voorgeschreven maar scoren niet beter dan placebo. Ze hebben enkel een effect wanneer de patiënt ook simultaan last heeft van pyrosis of GER.
Wat is de plaats van eradicatie van H. pylori bij de behandeling van chronische, functionele dyspepsie?
Het wordt gedaan wanneer patiënten effectief testen op H. pylori.
Wat is de plaats van prokinetica (domperidone, metoclopramide) bij de behandeling van chronische, functionele dyspepsie?
Ze worden gebruikt bij symptomen van gastroparese. Hut nut is wel heel beperkt bij chronische dyspepsie.
Welk geneesmiddel wordt, naast domperidone en metoclopramide, soms nog gebruikt als gastroprokineticum bij de behandeling van chronische, functionele dyspepsie?
Erythromycine. Het nut is echter zeer beperkt en het wordt enkel IV gegeven bij patiënten met diabetische gastroparese of in een postoperatieve setting.
Wat is de plaats van tricyclische antidepressiva bij de behandeling van chronische, functionele dyspepsie?
Ze beïnvloeden allicht de hypersensitiviteit die bij sommige patiënten gemeld wordt maar hun nut moet echter nog bewezen worden.
Is er een plaats voor chirurgie bij chronische, functionele dyspepsie?
Nee.
Wat zijn de diagnostische criteria van IBS?
Terugkerende abdominale pijn, minstens 1 dag per week tijdens de voorbije 3 maanden én in associatie met een van volgende kenmerken:
- Pijn staat in relatie met defecatie (beter, slechter nadien)
- Gewijzigde stoelgangsfrequentie (verstopping, diarree)
- Gewijzigde vorm van stoelgang (slapper, harder,…)
Aan deze criteria moet ten minste 3 maand voldaan worden, maar de symptomen moeten al 6 maand aanwezig zijn
Welke ondersteunende symptomen, naast de diagnostische criteria, kunnen nog passen bij IBS?
- Abnormale stoelgangsfrequentie (> 3x per dag / < 3x per week)
- Abnormale consistentie (hard, waterig)
- Abnormale uitdrijving (steviger moeten persen, gevoel van blokkage, niet leeg zijn)
- Gevoel van urgentie (komt heel vaak voor!)
- Slijmverlies
- Gevoel van abdominale opzetting of opgeblazen