13 - Pathologische anatomie van de gastro-intestinale tractus Flashcards

1
Q

Hoeveel procent van de patiënten met GER zullen effectief histologische afwijkingen vertonen in hun slokdarm? Welke afwijkingen zijn dat dan?

A

40-50% van de patiënten met GER zal afwijkingen vertonen, typisch in de distale 8-10cm van de slokdarm.
Het zijn vooral aspecifieke afwijkingen:
- Basale celhyperplasie
- Infiltratie van neutrofielen, eosinofielen en lymfocyten
- Spongiose (oedeem in de intercellulaire ruimte)
- Ernstig: erosies, ulceraties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het histologisch verschil tussen chronische gastritis en actieve / acute gastritis?

A

Bij een chronische gastritis zijn er lymfocyten en plasmacellen in de lamina propria te zien, bij een actieve gastritis zijn er neutrofielen in het epitheel te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Juist of fout?

De ontstekingscellen bij een H. pylori-gastritis zitten redelijk diep, rond de klierbuizen.

A

Fout, dat is zo bij een auto-immuun gastritis. Bij H. pylori-gastritis zitten de ontstekingscellen in de lamina propria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke delen van de maag worden beschadigd bij een auto-immuungastritis?

A

Fundus en corpus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tegen welke cellen zijn de auto-antilichamen bij auto-immuungastritis gericht?

A

De pariëtale cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de histologische afwijkingen bij coeliakie?

A
  • Toename in aantal intra-epitheliale lymfocyten, vnl. in de tippen van de villi
  • Lamina propria: wisselende toename van plasmacellen
  • Indien ernstig: villusatrofie, meestal met crypthyperplasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de histologische afwijkingen van een acute inflammatie van de dunne / dikke darm?

A
  • Infiltratie van neutrofielen in oppervlakkig en cryptepitheel (= cryptitis)
  • Cryptabcessen (= neutrofielen in lumen van crypten)
  • Toegenomen inflammatoir infiltraat in de lamina propria (neutrofielen, lymfocyten, histiocyten)
  • Slijmbekerceldepletie
  • Beschadigd oppervlakkig epitheel (afgeplat, erosie, ulceratie)
  • Gezwollen villi (maar geen stoornis van architectuur van villi of crypten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de histologische afwijkingen van chronische inflammatie van de dunne / dikke darm?

A
  • Toegenomen inflammatoir infiltraat in de lamina propria (lymfocyten, plasmacellen) met basale plasmocytose
  • Afvlakking van de villi
  • Stoornissen in de cryptarchitectuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Juist of fout?

De stoornissen in de architectuur van de crypten is vaak ernstiger bij Cröhn dan bij CU.

A

Fout, het is omgekeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Naast de typische histologische kenmerken van chronische inflammatie van de darm, welke zaken worden nog teruggevonden in de histologie bij de ziekte van Cröhn?

A

Niet-necrotiserende granulomen. Ze komen voor van mucosa tot serosa, zelfs in de niet aangetaste zones van de darm. Ze worden in 35% van de biopten gevonden en in 50-60% van de chirurgische resecties.

Ook is er neuronale hyperplasie, musculaire hyperplasie en pyloorkliermetaplasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Naast de typische histologische kenmerken van chronische inflammatie van de darm, welke zaken worden nog teruggevonden in de histologie bij CU?

A

Inflammatoire poliepen en Paneth cel metaplasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly