5: disorders of early childhood Flashcards
3 biobehavioral shifts die veranderingen signaleren
- tussen 2-3 maanden: andere vorm van voeding
- tussen 7-9 maanden: communicatie begint
- tussen 18 en 20 maanden: meer onafhankelijk op ontdekking gaan naar de wereld
temperament
vroeg opduikende basishandelingen op het gebied van activiteit, affectiviteit, aandacht en zelfregulering. Zijn het product van complexe interacties tussen genetische, biologische en omgevingsfactoren in de loop van de tijd.
reactivity
prikkelbaarheid en het reactievermogen
regulation
wat een kind doet om zijn of haar reactievermogen onder controle te houden
soorten temperament eigenschappen (3)
surgency: gezelligheid
negative affectivity: aanleg voor angst en frustratie/gevaar
effurtful control: stimulatie en respons proberen te reguleren
invloed ouderschap op temperament
- warmth
- positive and negative control
vormen vam insecure attachment
- resistent attachment: onveilige hechting, meestal een weerspiegeling van inconsistente zorg. (soms wel soms geen affectie) onzeker, niet comfortabel genoeg om te ontdekken
- avoidant attachment: gevolg van ineffectieve of ongepaste zorg. (overcontrole) emotioneel afwezig, comfort bij andere mensen dan ouder.
- disorganized attachment: angst voor ouder. gedesoriënteerde emoties
waarom is hechting belangrijk?
- hechting werkt als steun voor vroege neurologische en fysiologische ontwikkeling
- hechting beïnvloedt het ontstaan en de regulering van emotie
- hechting is gekoppeld aan latere positieve sociaal-emotionele uitkomsten (empathie en compassie)
reactive attachment disorder (RAD
gehechtheidsstoornis die een gebrek aan georganiseerd gehechtheidsgedrag en verminderde sociale betrokkenheid met zich meebrengt
disinhibitied social engagement disorder (DSED)
hechtingsstoornis die wordt gekenmerkt door een ongewoon gebrek aan terughoudendheid met onbekende mensen.