3. Principles and praciticels Flashcards
2 developmental pathways:
broad pathway: grote doelgerichte patronen van gevoelens, gedachten en gedrag (academisch succes bijv)
narrow pathways: omvatten specifieke doelen (viool leren spelen)
equifinality
verschillend begin en verschillende opstandigheden die leiden tot een vergelijkbaar resultaat. (poor vs good adaption - time model)
equifinality
verschillend begin en verschillende opstandigheden die leiden tot een vergelijkbaar resultaat. (poor vs good adaption - time model)
multifinality
pathways waarbij een vergelijkbaar begin en vergelijkbare omstandigheden leiden tot verschillende uitkomsten
detours:
gebeurtenissen of knooppunten die de weg wijzen
detours
gebeurtenissen of knooppunten die de weg wijzen
roadblocks
gebeurtenissen of reacties die positieve trajecten afsluiten of vertragen (tienerzwangerschap)
off-ramps
plaatsen waar kinderen een positief traject verlaten
coherence
weerspiegelt de logische en betekenisvolle verbanden tussen vroege ontwikkelingsvariabelen en latere uitkomsten
competence:
het effectief functioneren van leeftijd gerelateerde en relevante taken
domains of competence
domeinen waarbij kinderen uitdaging krijgen om bepaalde vaardigheden en prestaties te oefenen
arena of comfort
context waarin een individu kan ontspannen zodat stressvolle veranderingen/ervaringen kunnen worden verdragen of beheerst
the core competencies model: (5)
- positief zelfbeeld
- zelfcontrole
- skills op het gebied van besluitvorming
- moreel geloofssysteem
- sociale connecties
positive youth development model (5 c)
caring, character, competence, confidence, connections
nonspecific vs specific risk factors
- nonspecific risk: brengen kwetsbaarheid voor niet specifieke stoornissen mee
- specific risk: kwetsbaarheid voor een bepaalde aandoening:
- individual risk factors
- family risk factors
- social risk factors