4.4-5-6 Trofische niveaus en productie Flashcards

1
Q

Koolstofsinks

A

50% van productie van regenwouden, bossen, en savannas en oceanen 25%. In tropisch woud geen opslag, in matige wouden humus, in zeen als kalk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

trofische niveaus steeds kleiner

A

Niet gebruikte energie, metabolisme, respiratie, afvoer, P = O - R - NV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rendement

A

Productie/Opname Groeirendement. Hangt zamen met voedselsaanbod en kwaliteit Zoogdieren en vogels laag groei, vissen iets hoger. In tropen hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sorten fluctuaties van een populatie 3

A
  1. Onregematige - abiotische omstandigheden, dynamisch stabiel, doorschieters,
  2. Cyclische - dag/nacht, zomer/winter, eb/vloed,
  3. Verschuiving in een richting - successies, climaxstadium, pioneersorten, de eerste autotrofe.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biodiversiteit, wat is het

A

de optelsom van alle variatie in de levende natuur:- ook de antal en hoe zij veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De vier processen die de omvang van een populatie bepalen

A

geboorte, sterfte, immigratie, emigratie. Geboorte en sterfte worden beinvloed van abiotische condities, beschickbare hulpbronnen, natuurlijke vijanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ecologisch niche is

A

Abiotische en biotische in de tijd en ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hulpbronnen bestaat uit

A

Licht, water, voedsel, maar ook bestuivende insecten.Symbienten, concurrenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Coexistence in niches

A

Nichedifferentiatie- neutraliteitstheorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verdelingspatronen van biodiversiteit

A

Hoog en laag biodiversiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Antasting van biodiversiteit

A

door kappen van houtwallen, egalisering, beheersing van het grondwaterpeil, zware bemesting, unkruidbestrijding, enzovoorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nichekans, sterk uitbreiding van soorten

A

doordat beperkingen wegvallen in abiotische condities, beschikbaarheid van hulpbronnen, of druk van natuurlijke vijanden. Soms antropogene oorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Plaagontwikkeling

A

xx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Binnendringen van uitheemse sorten

A

xx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De man-made fauna van Gough

A

xx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly