2.3 Fotosynthese Flashcards

1
Q

Reactieformular voor fotosynthese

A

CO2 + H2O —-zonlicht —->
CH2O + O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het nut van fotosynthetiserende organismen, impact (4)

A
  1. productie van voedsel. Vijf keer zo veel als fossiele brandstof gebruikt.
  2. productie van zuurstof - afval.
  3. vastleggen val koolstofdioxide,
  4. Basis voor fossiele brandstoffen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Overall activiteit van de levende natuur

A

(1) het omzetten van koolstofdioxide en water in biomassa onder invloed van zonneenergie (door fotoautotrofen) en (2) het vervolgens weer verademen van biomassa onder vorming van koolstofdioxide en water (door fotoautotrofen én chemoheterotrofen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Assimileren en disimileren

A

fotosynthese en ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Productie en distributie van zuikers

A

Produceer zuikers in de groene delen en distribueren ze tot andere plantedelen als begin van biosynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cellulaire ademhaling

A

Planten gebruiken ook zuurstof en produceren CO2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar vind fotosynthese plaats

A

In chloroplasten, bladgroenkorrels. Thylakoid, Thylakoidmembraan. Daar en in de stroma zitten de eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan en afvoerroutes

A
  1. Opname CO2 en afgifte van O2 door bladeren.
  2. Aanzuiging van water en mineralen.
    3-4 Transport zuikers. 5. verbruik van zuiker en O2 en afvoer van CO2 in de wortels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Autotrofe delen

A

Chloroplastbevattende cellen. De overige plantedelen gebruiken zuikers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overzicht fotosynthese reacties

A

Zonlict niet direct naar zuikers, maar, tijdelijk en lichtafhangelijk, naar ATP en NADPH. En dan, met een Calvin cyclus, CO2 naar zuiker lichtonafhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ATP/ADP

A

ATP/ADP.
ATP + H2O —-enzym—->ADP + Pi + energie.
ADP +Pi + energie = ATP +H2O, fosforylering
Pi is anorganisch fosfaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NADPH

A

NADPH/NADP+
NADPH is een reductor, NADP+ een oxidator.
NADP+ +H+ + 2e- —->NADPH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Licht geabsorbeerd in chloroplast, kleur

A

Absorbeert violet/blauw en rood, en reflekteert of laat door groen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Formules van fotosynthese

A

Chl + fotoon → 4 Chl*
Chl* → Chl+ e‒

2 H2O → 4 H+ + O2 +4 e‒
4 Chl+ + 4 e‒ → 4 Chl
–––––––––––––––––––
4 Chl+ + 2 H2O → 4 Chl + 4 H+ + O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lumen

A

Binnenzijde van de thylakoid membraan (waar de stroma is op de buitenkant.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Protronengradient

A

H+ in de lumen

17
Q

Wat vind plaats in de stroma

A

ATP en NADPH en de lichtonafhangelijke reacties.

18
Q

Lichtonafhangelijke reacties

A

CO2 wordt vastgelegd in zuiker. Calvincyclus. Koolstofdioxidefixatie.

19
Q

CAM planten

A

Crassulation acid metabolism - C4 route.

20
Q

Chemosynthese

A

In plaats van fotosynthese - gebruikt warmte van de aarde in plaats van zonlicht. De chemische energie is in dit geval afkomstig van de oxidatie van waterstofsulfide (H2S).