2.4 Strategien voor energiebenutting Flashcards

1
Q

Fotosynthese een reductie

A

C oxidatiegegal 4 in CO2 maar 0 in CH2O door opname van electronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fotosynthese en aerobe ademhaling

A

CH2O kan weer electronen afgeven, oxigeerd worden, in de ademhaling.
[CH2O] + O2 → CO2 + H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intracellulaire energietransport

A

Energie in biomoleculen weer vrijmaken en naar een andere plaats transporteren. ATP speelt daar en rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 hoofdgroepen biomoleculen, metabolisme

A

Koolhydraten, eiwitten, vetten, en nucleinezuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Metabolisme

A

Zonlicht —>planten en fotosynthetiserende microorganismen —> voedingsstoffen —> dieren en microorganismen —-> mineralen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Synthese of import van biomoleculen

A

Microorganismen kunnen zelf biomoleculen maken. Dieren moeten sommige essentiele voedingsstoffen importeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Overzicht vormen van energiebenutting

A
  1. De aard van energiebron (licht of redoxreactie),
  2. Elektronendonor (anorganisch of organisch),
  3. Koolstofbron (organisch of anorganisch).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Autotrofe

A

Geen organische moleculen nodig als bron van koolstof. CO2 of chemolithoautotrofe door oxidatie van eenvoudige anorganische moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Katabole en anabole processen

A

Katabole = energie, reducerend vermogen, en cellulaire bouwstenen maken. Anabole = daaruit biomoleculen maken. Katabolisme verschilt tussen autotrofe en heterotrofen, maar anabolisme overeenkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chemotrofe organismen, waarvan energie?

A

Energiebehoefte van oxidatie van organische of anorganische chemische verbindingen. In oxidatie geven zij electronen af wat energie betekent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lithotrofe organismen

A

Anorganisch bron als elektronendonor. Enkel prokaryoten. Lijkt aan fototrofe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De rol van lithotrofe organismen in de stofkringloop

A

In de zwavelkringloop: SO4 2- maken van H2S door aerobe zwaveloxidatie..
In de stikstofkringloop: In de bodem ammonium (4 NH+ ) wordt energiebron voor chemolithotrofe bacterien om nitraat te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chemo-organoheterotrofe organismen, kringloop

A

Koolhydraten enz. in spijsvertering tot zuikers, vetzuren, en aminozyren, intercellulaire afbraak tot tussenproducten die of worden afgebrand tot energie, CO2, of door biosynthese vormen opniew zuikers enz. tot koolhydraten enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Extracellulaire en intercellulaire afbraak

A

Extracellulaire afbraak, spijsvertairing. Intercellulaire tot tussenproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly