4. professionaliteit Flashcards

1
Q

gewone mens vs bijzondere positie =

A
  • bv arts heeft geen publieke functie

- neemt wel verwachtingen mee tegenover patient in privéleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

professio =

A

= gelofte je kennis en kunde ten dienste van anderen te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vaag begrip v professionaliteit ivm Potter Stewart =

A

k weet niet van tevoren war de grens ligt, maar ik weet het als ik het zie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom kapstokken gebruiken op examen om professionaliteit te definiëren?

A

alle kapstokken van professionaliteit zijn waar en niet waar:
-. EX: volgens deze kapstok is professionaliteit juist, volgens deze niet..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geef de 3 kapstokken van professionaliteit =

A
  1. competentie(denken)
  2. perspectieven
  3. deugdelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

competentiedenken (kapstok 1 professionaliteit) =

A

= het geheel van kennis, vaardigheden en attitude in een bepaalde context (!!)
(= kapstok professionaliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

perspectieven professionaliteit (kapstok 2 professionaliteit) = (3)

A
  1. persoonlijk perspectief (geoefend,ervaren,vertrouwd)
  2. interpersoonlijk perspectief (commun. en interactie)
  3. maatschappelijk perspectief (reguleren beroepsgroep)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

persoonlijk perspectief (professioneel) =

A

de professional is een beroeps-beoefen-aar, geoefend, ervaren en vertrouwd met goede praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

interpersoonlijk perspectief (professioneel) =

A

professionaliteit heeft te maken met communicatie en interactie

  • met patienten
  • tussen zorgverleners onderling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

maatschappelijk perspectief (professioneel) =

A

professionals doen wat de samenleving hen heeft toevertrouwd, en reguleren hierbij het goed functioneren vd eigen beroepsgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

deugdelijkheid (kapstok 3 professionaliteit) =

A

= menselijke kwaliteiten die je ontwikkelt in de praktijk en die bijdragen tot een goede praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geef 7 deugden (kapstok professionaliteit)

A
  1. praktisch inzicht
  2. overleg
  3. participatie
  4. compassie
  5. onderscheidingvermogen
  6. betrouwbaarheid
  7. integriteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

professionele autonomie vertalen naar professionele verantwoordelijkheid = (2)

A

(niet oordelen over wat de patient wil!)
1. wel oordelen of dit medisch gezien een goede oplossing is
2. wel oordelen of je dit mag/kan geven
(maakt patient niet altijd koning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mogelijke signalen v mishandeling (6)

A
  1. knelsporen in gelaat (door smoortechnieken)
  2. wurgsporen/ knijpsporen/ zuigzoenen id hals
  3. puntbloedinkjes op slijmvlies vd lippen (wurgpoging)
  4. bloeduitstortingen op de hand (verdedigen klappen)
  5. frozen watchfulness: dode/doodsangstige blik + nauwelijks contact met omgeving + paraatheid voor gevaar
  6. infecties vd mond/ kapot gehemelte/ gescheurd frenulum (kan duiden op seksueel misbruik)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de regels rond social media berichten v patienten?

A
  1. personen moeten geheel onidentificeerbaar zijn (bestaat niet)
    - > ook wanneer je het anoniem plaatst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

professionals organiseren zich in beroepsgroepen: Functies (2)

A

= heeft plicht tot zelfregulatie

  1. beroepscodes (definiëren v professionele standaard)
  2. tuchtrecht (afhandelen v inbreuken op standaarden)
17
Q

doelen v professionele integriteit (2)

A
  1. geen ongeoorloofde praktijken voeren

2. focus op wat bijdraagt tot een betere mh (interne doelen), rest is bijzaak (externe doelen)

18
Q

geef een voorbeeld v niet-integer gedag voor professionals =

A

geldgewin

19
Q

wat is een noodzakelijk belang v ethiek?

A

frequentie kritische zelfreflectie

gebeurt vooral op basis van principilisme: deontologie en deugdethiek

20
Q

wat kun je zeggen over geldgewin en doelen?

A

alles wat louter bijdraagt aan externe doelen, mag niet!

Alles wat bijdraagt tot de combinatie v een intern en een extern doel mag wel

21
Q

geef een voorbeeld waarin externe doelen betreft geldgewin wel getoleerd worden =

A

= bij een combi v intern+extern doel

= bv winst maken om nieuw personeel aan te nemen

22
Q

professionele autonomie kent (in beginsel) 3 aspecten =

A
  1. vakinhoudelijke/technische autonomie (vrijheid v diagnose en therapie)
  2. politieke economie (beleidsbeslissingen nemen als erkend deskundige)
  3. economische autonomie (recht honorarium bepalen)
23
Q

professionele eisen aan gedrag v zorgverleners (2)

A
  1. handeling moet tandheelkundig geindiceerd zijn, met oog op een concreet behandelingsdoel
  2. handeling moet volgens de regels vd kunst worden uitgevoerd
24
Q

afkorting wet BIG=

A

Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg