11. lichaamsmateriaal Flashcards

1
Q

wat hebben gameten te maken met ethiek?

A
  • gameten = geslachtscellen

= hangt vast met onze identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer eerste harttransplantatie?

A

in 1967

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe is definitie v hersendood gevonden?

A
  • bij de eerste harttransplantatie: hart moest kloppend vh ene naar het andere lichaam
  • hierdoor definitie v hersendood moeten uitvinden om 1e harttransplantatie uit te voeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat wordt bedoeld met een vermijdbare dood creëren?

A

door toenemende vraag naar organen: we creëren in theorie een mogelijkheid die we in praktijk niet altijd waar kunnen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vraag vs aanbod is een ethische kwestie op zich (3)

A
  1. toenemende vraag naar organen (150 vermijdbare overlijdends per jaar)
  2. dalend aanbod organen
  3. verhouding = 8x grotere kans op het nodig hebben v organen tot het geven v organen door donoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

belang v lichaamsmateriaal (2)

A
  1. voor behandelingen (transfusies, transplantaties, voortplanting etc)
  2. voor onderzoek (oz bepaalde ziekten, medicatie, nieuwe therapieën)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eurotransplant =

A

internationale organisatie die verantwoordelijk is voor het coördineren en aanmoedigen v orgaantransplantaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

8 aangesloten landen bij Eurotransplant =

A
  1. Nederland
  2. Belgie
  3. Luxemburg
  4. Duitsland
  5. Oostenrijk
  6. Hongarije
  7. Kroatië
  8. Slovenië
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 principes v belang bij allocatie v een donororgaan =

A
  1. de te verwachten uitkomst na transplantatie
  2. de door experts vastgestelde mate v urgentie
  3. wachttijd
  4. nationale balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

triage =

A

het beoordelen v slachtoffers in verschillende categorieën verdeeld naar ernst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het hoofdprincipe in vorm v georganiseerde willekeur?

A

‘first come, first served’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verschillende soorten donoren = (3)

A
  1. hersendood (dood, maar ademhaling en hartslag blijven (kunstmatig) doorgaan: optimaliseert de kwaliteit v donoren)
  2. NHB-donoren = non heart beating donor (van mindere kwaliteit, maar vaak nog bruikbaar)
  3. euthanasiepatiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

meer donoren door: (5)

A
  1. goed recruteren
  2. vergoeding donoren (delicaat! organen zijn niet te koop! ethische bezwaren tegen vermarkting)
  3. mensen zelf donoren laten aanbrengen
  4. publieke sollicatie v donoren via social media (2%)
  5. samaritaanse donatie (vrijwillig orgaan afstaan zonder specifiek doelpersoon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

alternatieve aanpak donoren (3)

A
  1. betere preventie
  2. xenotransplantatie
  3. 3D printing?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

‘zachte’ opting out =

A

ingeschreven als donor, maar familie heeft het uiteindelijk voor het zeggen (m.u.v. aangegeven specifieke donorwens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pharmocogenomics=

A

stamcellen laten differentiëren tot een specifiek soort gedifferentieerde stamcel waarmee verder onderzoek gedaan kan worden (naar bv medicatie)
-> petrischaaltje ipv levend organisme

17
Q

wat maakt embryonale stamcellen zo bijzonder?

A

deze zijn, in tegenstelling tot andere stamcellen, nog niet gedifferentieerd

18
Q

waar halen we stamcellen? (6)

A
  1. volwassenen (beperkte differentiatiemogelijkheden)
  2. embryo’s (5-14dagen na bevruchting/restembryo’s IVF)
  3. foetale cellen (abortussen)
  4. navelstrengbloed (voor databank)
  5. therapeutisch kloneren
  6. geïnduceerde stamcellen
19
Q

therapeutisch kloneren =

A

stamcellen maken met het DNA v volwassenen en gedoneerde eicel
(eiceldonatie is belastend)

20
Q

klonen =

A

exacte genetische kopie maken

uiterlijk verschillend door nature/nurture

21
Q

geïnduceerde stamcellen =

A

cellen die we herprogrammeren tot ongedifferentieerde stamcellen
(in vitro, is nog risicovol)

22
Q

unipotent =

A

gedifferentieerde stamcellen

23
Q

pluripotent =

A

ongedifferentieerde stamcellen

24
Q

risico’s pluripotente geïnduceerde stamcellen (2)

A
  1. overdracht v retrovirussen

2. kankerontwikkeling

25
wat voor bescherming heerst er rond restembryo's? en waarom?
- > relatieve beschermwaardigheid | - > omdat het meer is dan 'hoopje cellen', maar het mag gebruikt worden voor belangrijke doeleinden
26
waarom biobanken (3)
1. lichaamsmateriaal is essentieel voor onderzoek 2. geschikt lichaamsmateriaal verzamelen is duur en tijdrovend 3. collecties lichaamsmateriaal kunnen bewaard worden