22-29 mei 2024 Flashcards
terwijl, tijdens
perfectum met zijn –>?
Ev icindeki ve disindaki eylemler altijd zijn alir.
gaan - meegaan
komen - aankomen
opstaan - blijven
vallen - vertrekken
geboren - beginnen - starten
sterven - eindigen - stoppen
worden –> Ik ben geweest
stijgen X dalen
verjaren- trouwen - scheiden
The plane has taken off
The plane has descended.
Het vliegtuig is gestegen
Het vliegtuig is gedaald.
hide and seek (saklambac)
het verstoppertje
cartoon
de tekenfilm
Have you gone somewhere?
Ben je ergens naartoe gegaan?
Who did you play with?
Met wie speelde je?
What television program did you enjoy watching?
Naar welk televisieprogramma keek je graag?
It is not necessary
Het is niet nodig
As a taxi driver in Ecuador you earn too little money to live on with five people
Als taxichauffeur verdien je in Ecuador te weinig geld om met vijf mensen van te leven
So much has changed in Slovakia in the meantime
Er is intussen zoveel veranderd in Slowakije
meanwhile
intussen
the worker
the seamstress (kadin terzi)
the stranger
the foreigner
the non-Dutch speaking
community centre
the cleaning lady
application
the worker - de arbeider
the seamstress - de naaister
the stranger - de vreemdeling (sevimsiz ve dislayici)
the foreigner - de buitenlander (daha sevimli bir kelime)
the non-Dutch speaking - de anderstalige
community centre - het buurthuis
the cleaning lady - schoonmaakster
application - de aanvraag
while –>?
during –>?
while –> terwijl
during –> tijdens
Terwijl ik studeer, luistert mijn broertje naar muziek.
(While I study, my little brother listens to music.)
Tijdens de vergadering mag je geen telefoongesprekken voeren. (During the meeting, you cannot take phone calls.)
terwijl structuur –> ?
TERWIJL + katapult, inversie –> simultane activiteiten
Normale zin, TERWIJL + katapult
Terwijl ik naar een film kijk, eet ik popcorn
Ik luister naar muziek, terwijl ik kleren strijk
reluctantly” or “unwillingly”
Met tegenzin
Ik ging met tegenzin naar de dokter.
(I went to the doctor reluctantly.)
Ze at haar broccoli met tegenzin op.
(She ate her broccoli reluctantly.)
Hij moest met tegenzin zijn excuses aanbieden.
(He had to apologize reluctantly.)