2 - Immunoglobulinen 2 Flashcards

1
Q

Waar ontstaan de veranderingen die B-cellen ondergaan in de periferie?

A

In het kiemcentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bevindt het kiemcentrum zich?

A

In de follikels van de lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 soorten aanvoer heb je in de lymfeklier en waarom heb je beiden nodig?

A

De lymfebanen en de ateriën of venen. Beiden heb je nodig, omdat hier herkenning plaatsvindt (eerste contactmoment) tussen het antigeen en de bijbehorende B-cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar treden de cellen ut de venen of arteriën?

A

In de hoog endotheliale venulen (HEV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tussen welke 2 gebieden is een kiemcentrum te onderscheiden?

A

Tussen het lichte en donkere gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bevindt zich in de donkere zone van het kiemcentrum? En in de lichte zone?

A

In de donkere zone zitten veel lymfocyten op elkaar, hier zitten ook helper T-lymfocyten bij. In de lichte zone zitten ook andere typen cellen (FDC’s, macrofagen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn FDC’s?

A

FDC’s zijn dendritische cellen die een APC-functie hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke zone van het kiemcentrum komen B-lymfocyten terecht als ze geactiveerd worden?

A

In de donkere zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom zijn T-cellen ook nodig in de donkere zone van het kiemcentrum?

A

Omdat ze B-cellen moeten helpen bij het proces van differentiatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

B-cellen hebben een tweede signaal nodig om goed geactiveerd te raken. Van welke cellen komt dit tweede signaal?

A

Van T-helpercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke receptor speelt een rol bij het doorgeven van een signaal aan de B-cel door de T-helpercel?

A

CD40

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe geeft het CD40 een signaal door aan de B-cel?

A

Het CD40-ligand op de T-cel kan een signaal doorgeven aan de CD40-receptor op de B-cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kunnen kleine veranderingen in het V-domein leiden tot somatische hypermutatie?

A

Deze veranderingen vinden plaats in de variabele domeinen en hebben hierdoor een effect op of het antigeen goed herkend kan worden. Alleen cellen met bepaalde mutaties blijven over, omdat die specifieke cellen een hoge affiniteit hebben voor bepaalde antigenen ->somatische hypermutatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is somatische hypermutatie een gericht proces?

A

Het is geen gericht proces, maar een stochastisch (willekeurig) proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontstaat specificiteit in welke T-cel welke B-cel gaat helpen?

A

Nadat er een signaal is doorgegeven door het CD40-ligand op de T-cel aan de CD40-receptor op de B-cel, kan de T-cel op zijn beurt weer geactiveerd worden door de B-cel, doordat deze peptides kan bieden aan het antigeen wat deze herkent.
Geactiveerde T-cellen zoeken en volgen zo antigeen-specifieke B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke verschillen zijn er tussen B-cellen en plasmacellen?

A

Een plasmacel heeft zijn immunoglobuline niet meer in het membraan zitten, maar scheidt deze uit.

14
Q

Hoe vindt selectie plaats in het kiemcentrum?

A

Via FDC (folliculair dendritische cellen). Dit zijn cellen met tentakels die ze kunnen spreiden in de lichte zone zodat de B-cellen op allerlei momenten contact met de cel kunnen krijgen.

15
Q

Waar gebeurt class switch recombination?

A

Uitsluitend in de zware keten domeinen, deze hebben veel exonen die voor verschillende constante domeinen coderen. -> Dit komt niet voor in T-celreceptoren!

16
Q

Wat voor veranderingen maken B-cellen mee waardoor ze in plasmacellen veranderen?

A
  • Veranderingen in C-domeinen -> class switch recombination
  • Kleine veranderingen in de V-domeinen -> somatische hypermutatie
17
Q

Wat houdt class switch recombination in?

A

Het veranderen van het constante gedeelte van antilichamen die een B-cel produceren na bepaalde stimuli door cytokinen, terwijl het antigeen-herkennende gedeelte hetzelfde blijft.

18
Q

Welke patiënten hebben een class switching defect?

A

Patiënten met een AID of UNG

19
Q

Wat zijn de gevolgen van een defect in het BCR-complex?

A
  • Agammaglobulinemie
  • Geen rijpe B-cellen
  • Pre-BCR defect
20
Q

Wat zijn de gevolgen van een defect in het CD19-complex?

A
  • Hypogammaglobulinemie
  • Wel rijpe B-cellen
  • Kleine kiemcentra
  • Verlaagde geheugen B-cellen
  • Defect in BCR-signalering
21
Q

Wat zijn gevolgen van een defect in de CD40-CD40L interactie?

A
  • X-linked hyper-IgM syndroom
    o Hoog serum IgM
    o Geen IgG en IgA
  • Class switch defect
  • Wel rijpe B-cellen
  • Geen kiemcentra
  • Verlaagde geheugen B-cellen
  • Somatische hypermutatie
  • Ig klasse switch
22
Q

Wat is het effect van het CD19-molecuul?

A

Het verlaagt de drempel voor de BCR-signalering.

23
Q

Welke 2 soorten B-celactivaties zijn er?

A
  1. T-celafhankelijk
  2. T-celonafhankelijke
24
Q

Wat zijn vormen van T-cel afhankelijke B-celactivaties?

A
  • B-celreceptor
  • CD40+ cytokines
25
Q

Wat zijn vormen van T-celonafhankelijke B-celactivaties?

A
  • Toll-like receptor (TLR) -> pattern recognition receptor voor algemene vreemde structuren
  • TI-2 -> groot moleculen met repeterende sequenties (cross-linking BCR)