2 - Antigeenherkenning door T-cellen Flashcards

1
Q

Waar migreren stamcellen in de thymus? En waar gaan deze stamcellen naartoe?

A

Op het punt van de medulla, ze gaan naar chemokines (signaalstoffen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 3 onderliggende processen tijdens voorloper T-celdifferentiatië?

A
  • Maturatie
  • Proliferatie
  • Celdood (apoptose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 soorten T-celselecties zijn er?

A
  • Positieve selectie
  • Negatieve selectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar worden T-cellen bij positieve selectie eerst op geselecteerd?

A

Op het feit dat ze goed hun eigen HLA-molecuul kunnen herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar vindt positieve selectie plaats en welke cellen spelen hierbij een rol?

A

Positieve selectie vindt plaats in de cortex. Hierbij spelen cortex epitheliale cellen (cTECs) een rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar worden T-cellen op geselecteerd bij negatieve selectie?

A

Er wordt dan geselecteerd tegen T-celreceptoren met een te hoge affiniteit voor lichaamseigen peptiden in HLA, deze zorgen voor apoptose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar vindt negatieve selectie van T-cellen plaats en welke cellen spelen hierbij een rol?

A

Negatieve selectie vindt plaats in de medulla. Hierbij spelen medullaire epitheliale cellen (mTECs) en dendritische cellen een rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is AIRE?

A

AIRE is een auto-immuun regulator die in staat om lichaamseigen eiwitten te produceren en aan te bieden aan de T-cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er als T-cellen AIRE herkennen?

A

Wanneer T-cellen dit herkennen, worden ze negatief geselecteerd. Dit leidt uiteindelijk tot een tolerantie voor alle andere cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het gevolg van een AIRE-defect?

A

Auto-immuun polyglandulaire syndroom (APOCED)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke cellen ontstaan er bij differentiatie van naïeve CD8 en CD4-lymfocyten?

A

Bij de differentiatie van naïeve CD8 en CD4 lymfocyten ontstaan CD4- en CD8-geheugencellen. Vervolgens ontstaan uit deze geheugencellen de effectorcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke effecten kan CD80 bewerktstelligen?

A

CD80 kan binden op CD28 en hiermee een effect hebben op de transcriptie. Als CD80 bindt aan CTLA-4, zal dit namelijk leiden tot co-inhibitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Via welke blokkerende antibodies vindt checkpoint inhibitie plaats?

A
  • CTLA-4 (ipilimumab)
  • PD-1 (nivolumab)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 soorten cellen zijn er in het differentiatieproces en wat houden deze cellen in?

A
  • Naïef -> nog geen contact gehad met een antigeen
  • Effector (geheugen) (RA-) -> snellere respons bij nieuw antigeen contact
  • Effector (RA+) -> chronisch gestimuleerd door antigenen: uitputting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarbij spelen Th1-cellen een rol?

A

Inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarbij spelen Th2-cellen een rol?

A

Allergie

17
Q

Waarbij spelen Th17-cellen een rol?

A

Inflammatie, auto-immuunziekten

18
Q

Waarbij spelen Treg-cellen een rol?

A

Auto-immuniteit

19
Q

Wat zijn TCRγδ+ T-cellen en wat zijn de effecten ervan?

A

Ze zitten tussen innate en adaptief in. Ze zorgen voor een snelle effector respons en zorgen voor herkenning van antigenen zonder klassieke MHC.

20
Q

Waar zitten Vδ2+-cellen en wat doen ze?

A

In bloed, ze herkennen fosfo-antigenen van micro-organismen of dode cellen. Ze produceren inflammatoire cytokinen.

21
Q

Waar zitten Vδ1+-cellen en wat doen ze?

A

In weefsels, ze herkennen stress-geïnduceerde MHC-achtige moleculen.