2 - De ontstekingsreactie in de 21e eeuw Flashcards

1
Q

Wat zijn belangrijke verschillen tussen necrose en apoptose?

A

Necrose
- Treedt op na externe beschadiging
- Veroorzaakt ontstekingsreactie en weefselschade
- Plaatselijke afsterven van weefsel
- Irreversibel
- De cel zwelt

Apoptose
- Treedt op als gevolg van fysiologische signalen actief proces
- Een “schone” dood, geen immuunrespons
- De cel krimpt
- Irreversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 3 vasculaire reacties die ontstaan bij een ontsteking?

A
  • Netto verwijding van de vaten
  • Vertraging van de bloedstroom
  • Uittreding van eiwitten en ontstekingscellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een exsudaat?

A

Bij een exsudaat is het endotheel lek en treden dus grote eiwitten naar buiten. Hierdoor is er een hogere colloïd osmotische druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een transudaat?

A

Bij een transudaat is het endotheel niet lek en de lek van het vocht komt alleen door de verminderde colloïd osmotische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welk ziektebeeld speelt transudaat een rol?

A

Hongeroedeem, niet genoeg eiwit om de colloïd osmotische druk hoog genoeg te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke 3 onderdelen kan een cellulaire reactie worden opgedeeld?

A
  1. Adhesie
  2. Transmigratie
  3. Chemotaxis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is chemotaxis?

A

Migratie van de cellen naar een gebied met hoge concentratie aantrekkende moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe noemen we het wanneer een mediator 2 tegenovergestelde effecten kan hebben?

A

Pleiotroop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 pleiotrope effecten heeft NO?

A

NO kan ervoor zorgen dat de hechting minder wordt (anti-inflammatoir) en het kan de ontspanning bevorderen van de gladde spierwand voor vasodilatatie (pro-inflammatoir).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 ontstekingsmediatoren zijn er?

A

Uit de lever en uit de ontstekingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen ontstekingsmediatoren uit de lever en uit ontstekingscellen?

A

De ontstekingsmediatoren uit de cellen worden in de organellen opgeslagen of ter plekke gemaakt. De ontstekingsmediatoren uit de lever worden in de pro-vorm uitgescheiden en ter plekke omgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 4 gebeurtenissen zorgen ervoor dat de acute ontstekingsreactie wordt beëindigd?

A
  • Schadelijke prikkel is geëlimineerd
  • Pro-ontstekingsmediatoren gedownreguleerd
  • Anti-ontstekingsmediatoren geupreguleerd
  • Herstel in gang gezet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 2 gezichten heeft een macrofaag?

A
  • M1 -> pro-inflammatoir
  • M2 -> pro-herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 2 soorten herstel zijn er?

A
  1. Herstel van weefsel/parenchym in zijn oorspronkelijke vorm (je ziet er niets meer van)
  2. Herstel door vorming van bindweefsel (je ziet een litteken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van welke 3 factoren is de vorm van herstel afhankelijk?

A
  • Het wel of niet aanwezig zijn van stamcellen
  • Proliferatie-activiteit van het weefsel
  • Mate van beschadiging van de ECM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 typen signalering zijn er?

A
  • Autocriene signalering
  • Paracriene signalering -> van ene op andere cel
  • Endocriene signalering -> via bloedvaten