1C2 - W3 - HC1 Behandelingsmogelijkheden type I en II diabetes

Question 1

Wat is er bij type I diabetes aan de hand?

Answer 1

De pancreas maakt geen insuline meer > absolute insuline deficientie. Treedt voor 30e/35e levensjaar op.

Question 2

Wat is er bij type II diabetes aan de hand?

Answer 2

Cellen reageren niet meer goed op insuline doordat het vermogen om insuline aan te maken door de pancreas is afgenomen > relatieve insuline deficientie. Patienten hebben vaak in het begin teveel insuline.

Question 3

Wat gebeurt er bij een type I diabetes als je niks doet?

Answer 3

De ketogenese is totaal ontremd waardoor je een ketoacidose ontwikkeld wanneer je hier niks aandoet.

Question 4

Wat zijn typische symptomen van diabetes?

Answer 4

• Glucosurie
• Polyurie
• Polydipsie
• Polypaghie
• Gewichtsverlies
• Slapte en moeheid

Question 5

Waardoor ontstaat glucosurie als gevolg van diabetes?

Answer 5

Vermogen van de nier om glucose terug te reabsorberen is overbelast.

Question 6

Waardoor ontstaat polyurie als gevolg van diabetes?

Answer 6

Als gevolg van osmotische diurese door de glucose die niet kan worden teruggereabsorbeerd.

Question 7

Waardoor ontstaat polydipsie als gevolg van diabetes?

Answer 7

Reactie op het toegenomen verlies van vocht en uitdroging.

Question 8

Waardoor ontstaat polypaghie als gevolg van diabetes?

Answer 8

Reactie op het toegenomen verlies van calorieën

Question 9

Waardoor ontstaat gewichtsverlies als gevolg van diabetes?

Answer 9

Als gevolg van excretie van calorieen met de urine, door afbraak van spier- en vetweefsel en als gevolg van vochtverlies met de urine.

Question 10

Waardoor ontstaat slapte en moeheid als gevolg van diabetes?

Answer 10

Verminderde ATP productie

Question 11

Wat zijn behandeldoelen van diabetes?

Answer 11

1. Het normaliseren van de bloedsuikerspiegel tussen de 4 en 8 mmol/L en daardoor het behandelen van de symptomen van suikerziekte zoals dorst, uitdroging, moeheid en vermagering;
2. Voorkomen van chronische complicaties van diabetes;
3. Voorkomen dat er hyper-/hypoglycemieën optreden;
4. Zorgen dat iemand een zo normaal mogelijk leven kan leiden.

Question 12

Wat is de werking van metformine (DM type I en II)?

Answer 12

Verlaagt gluconeogenese en glycolysis, verhoogt periphere insuline uptake en de insulinegevoeligheid omlaag gaat!

Question 13

Wat is de werking van sulfonylureum derivaten (DM type II)?

Answer 13

Insuline secretagoguen en zetten de eilandjes van langerhans aan. Ze stimuleren bètacel om meer insuline te doen.

Question 14

Wat is de werking van thiazolidinediones (DM type II)?

Answer 14

Insuline gevoeligheid omhoog

Question 15

Wat is de werking van DDP4-remmers (DM type II)?

Answer 15

Endogeen GLP-1 versterken en verhogen glucose uptake.

Question 16

Wat is de werking van GLP1-injectie (DM type II)?

Answer 16

Glucose-afhankelijke insuline afgifte omhoog, glucagon release omlaag, gastric emptying omlaag, verzadigdheid omhoog.

Question 17

Wat is de werking van SGLT2 inhibitors (DM type II)?

Answer 17

Blokken reabsorptie glucose in PCT.

Question 18

Wat is het nadeel van gebruik van metformine?

Answer 18

Diarree en lactaatacidose vooral bij een nierinsufficientie

Question 19

Wat is het nadeel van gebruik van sulfonylureum derviaten?

Answer 19

Toename gewicht (meer lipogenese en minder lipolyse) en hypoglycemie (door meer glucose opname)

Question 20

Wat is het nadeel van gebruik van thiazolidinediones?

Answer 20

Hartfalen, gewicht aankomen en oedeem

Question 21

Wat is het nadeel van DDP4-remmers?

Answer 21

Urinaire infecties

Question 22

Wat is het nadeel van GLP1-injecties?

Answer 22

Misselijkheid, braken, pancreatitis en gewichtsverlies

Question 23

Wat is het nadeel van SGLT2-inhibitors?

Answer 23

Infecties (glucose is een bron voor de bacterien)

Question 24

Hoe ontstaat een ketoacidose?

Answer 24

Bij ernstige insuline deficiëntie neemt de lipolyse toe en daarmee het aanbod van vrije vetzuren naar de lever. De vrije vetzuren worden door de levercellen opgenomen en gebruikt om ketonlichamen te maken (acetoacetate, acetone en B-hydroxybutyrate) in de mitochondrien. Wanneer deze ketonlichamen op grote schaal aan het bloed worden afgegeven ontstaat er een ketoacidose.

Question 25

Wat wijst op een absolute insuline deficientie?

Answer 25

De combinatie van een verhoogde spiegel van ketonen in bloed en urine, een lage Ph in het bloed en een hyperglycemie wijst op een absolute insuline deficiëntie.

Question 26

Wat zijn acute complicaties?

Answer 26

Te veel glucose in de urine en dorst.

Question 27

Wat zijn chronische complicaties?

Answer 27

Kunnen onderverdeeld worden in micro- (aantasting kleine bloedvaten bijv. retina/oog/zenuwen) en macro- (HVZ, M, perifere vasculaire aandoeningen en beroerte) aandoeningen.

Question 28

Wat zijn indicaties voor behandeling met insuline?

Answer 28

Bij een presentatie met diabetische ketoacidose;
Als het C-peptide < 1 ng/ml (0,3 nmol/L) is;
Als frequent nuchter bloedglucose > 12 mmol/L is;
Als na een bepaalde tijd niet het doel-HbA1c bereikt wordt bij de maximale dosis tabletten;
Bij patiënten met recidiverende infecties;
Bij patiënten in het ziekenhuis voor een operatie of ernstige ziekte.

Question 29

Op welke plek t.o.v. een andere plek wordt insuline langzamer opgenomen?

Answer 29

In het been, dan wanneer je insuline in het vet van de buik spuit.

Question 30

Wat voor invloed heeft de temperatuur op de opname van insuline en de huiddoorbloeding?

Answer 30

Hoe hoger de temperatuur des te beter de insuline opname vanwege een betere huiddoorbloeding.

Question 31

Wanneer ontwikkelen type I diabetes patienten retinopathie?

Answer 31

Mensen met type I diabetes ontwikkelen diabetische retinopathie na 5 jaar na het begin van de diabetes. Bij presentatie van type I diabetes heeft 0% retinopathie t.g.v. de diabetes.

Question 32

Wanneer ontwikkelen type II diabetes patienten retinopathie?

Answer 32

Type II diabetes heeft vaker een verraderlijk (symptoomarm) begin, patiënten hebben daardoor ook al soms een retinopathie op het moment van stellen van de diagnose. Dus bij elke type II diabetes dient op het moment van stellen van de diagnose op korte termijn onderzoek van de retina plaats te vinden door de oogarts.

Question 33

Wat is de vroegste manifestatie van diabetische nefropathie?

Answer 33

Een toegenomen albumine uitscheiding van de urine is de vroegste klinische manifestatie van diabetische nefropathie.

Question 34

Wat is een normale albumine uitscheiding in de urine?

Answer 34

20 mg/dag

Question 35

Wanneer spreek je van microalbuminurie?

Answer 35

30-300 mg/dag albumine uitscheiding in de urine

Question 36

Wat zegt een microalbuminurie?

Answer 36

Dit kan wijzen op type I diabetes en het ontstaan van beginnende diabetische nefropathie.

Question 37

Wanneer spreek je van macroalbuminurie?

Answer 37

Albumine uitscheiding in de urine van >300 mg/dag

Question 38

Waarbij kan microalbuminurie nog meer optreden?

Answer 38

Een microalbuminurie bij type II diabetes kan ook optreden bij andere nierziekten en als gevolg van ernstige gegeneraliseerde vaatschade (atherosclerose).