1A zinnen Flashcards
1 Wat ben je lui vandaag
a. Que tu es paresseux (aujoud’hui)
b. Comme tu es paresseux (aujoud’hui)
c. Ce que tu es paresseux (aujoud’hui)
2 Hij is nogal optimistisch, zij is erg pessimistisch.
a. Il est plutôt optimiste, elle (par contre) est très pessimiste
3 We zijn heel ongerust.
a. Nous sommes très inquiets
veel volk
Beaucoup de gens
te veel problemen
trop de problèmes
veel te veel lawaai
Beaucoup trop de bruit
zo veel mensen
Tant de gens
evenveel pijn
autant de douleur
heel veel rekeningen
énormément de comptes
vrij veel patiënten
Assez de patients
veel geluk!
bon chance/beaucoup de chance
weinig assistenten
Peu d’ assistants
te weinig verpleegkundigen
trop peu d’infirmières
veel te weinig hulp
(beaucoup) trop peu d’aide
zo weinig moed
si peu de courage
even weinig jongens
Aussi peu de garçons
heel weinig meisjes
très peu de filles
vrij weinig drank
Assez peu de boissons
niet genoeg bier
pas assez de bière
Hebben ze echt zoveel problemen?
Ont-ils vraiment tant/tellement des problèmes
Vind je haar zo vriendelijk?
Tu la trouves si gentille
Werk je zoveel?
Tu travailles tant?
Je hebt niet zoveel zorgen als ik.
Tu n’as pas tant de soucis que moi
Toch wel, ik heb er zeker evenveel.
Si, quand même, j’en ai certainement autant
1 Hij is groter dan zijn vrouw
a. Il est plus grand que sa femme
2 Zij is ook veel kleiner dan haar zoon.
a. Elle est aussi beaucoup plus petite que son fils
3 Ze is wel slanker dan haar dochter.
a. Elle est bien plus mince que sa fille
4 Ik werk nu veel harder dan vroeger.
a. Maintenant, je travaille plus dure qu’avant
5 Welke cursus is beter dan deze hier?
a. Quel cours est meilleur que cellui-ci
6 Hij studeert beter en heeft ook betere resultaten.
a. Il etudie mieux et il a de meilleurs résultats aussi
7 Ik voel me veel beter dan gisteren maar minder goed dan eergisteren.
a. Je me sens beaucoup mieux qu’hier mais moins bon qu’avant-hier
8 We geven meer uit dan vorig jaar en verdienen minder.
a. Nous dépensons plus que l’année passée et nous gagnons moins
9 We hebben dus ook minder financiële middelen.
a. Nous avons donc aussi moins de moyens financiers.
10 Zij werkt meer dan 10 uur per dag en hij werkt minder dan 8 uur.
a. Elle travaille plus de 10 heures par jour et il travaille moins de 8 heures
11 We werken zoveel we kunnen
a. Nous travaillons autant que nous pouvons
12 Die ingreep kost minder dan 1000 euro
a. Cette intervention coute moins DE 1000 euro
13 Ik drink meer water dan frisdrank.
a. Je bois plus d’eau que de boissons fraiches
14 We sparen zoveel mogelijk.
a. Nous épargnons autant que possible
15 Wat vorderen we goed, ook al zijn we niet zo goed gestart.
a. Comme nous avançons bien, même si nous n’avons pas SI bien commencé
1 De intelligentste dokters zijn niet altijd de vriendelijkste.
a. Les médecins les plus intelligents ne sont pas toujours les plus aimables
2 De knapste verplegers zijn ook niet altijd de beste.
a. Les plus beaux infirmiers ne sont pas toujours les meilleurs non plus
3 Zij lijkt me de minst bekwame van de groep.
a. Elle me semble la moins douée du groupe
4 Ze werkt wel het hardst en is ook de sportiefste.
a. Elle travaille le plus dur et elle est la plus sportive aussi
5 Ik werk zolang mogelijk.
a. Je travaille le plus possible/ aussi longtemps que possible
6 We werken zoveel mogelijk en rusten zo min mogelijk.
a. Nous travaillons le plus possible et nous nous reposons le moins possible/ aussi moins que possible
7 Ik loop zeker niet sneller dan vroeger en toch ben ik nu de snelste van allemaal.
a. Je ne cours certainement pas plus vite qu’avant et pourtant je suis maintenant le plus rapide que tous
1 Ze werkt hoe langer hoe harder en verdient altijd minder .
a. Elle travaille de plus en plus dur et elle gagne toujours de moins en moins
2 Het diensthoofd wordt hoe langer hoe zenuwachtiger en heeft steeds minder geduld.
a. Le chèf de département devient de plus en plus nerveux et il a de moins en moins de patience
3 Hoe meer je werkt, hoe meer je verdient.
a. Plus tu travailles, plus tu gagnes
4 Hoe minder we uitgeven, hoe rijker we worden.
a. Moins nous dépensons , plus nous nous enrichissons
