10. Brand en explosie Flashcards
Brand en explosie: hoe ontstaat brand + hoe ontstaat explosie + katalysatoren
10.1
Brand: ontstaat als er drie dingen aanwezig zijn (branddriehoek = minimale vereiste):
* brandbare stof
* zuurstof
* ontstekingsbron / ontstekingsapparatuur (kan ook hitte bron zijn) -> ontstekingsenergie moet overschreden worden
explosie = brand waarin alle brandbare stof in een keer opbrand
* veel energie komt vrij in de vorm van een drukgolf (knal)
* vuurbal ontstaat
* brand kan ontstaan als gevolg van explosie
in realiteit is er een brandvierhoek of brandvijfhoek: elementen nodig voor brand:
1. brandbare stof
2. zuurstof
3. ontstekingsbron
4. juiste mengverhouding brandbare stof en zuurstof
5. katalysator (doet niet meer aan verbranding (inert) maar bevordert reactie wel
negatieve katalysator: stof die brand afremt -> blusstof
Brand en explosie: risico’s
10.1
Risico’s bij brand en explosie: rook en hitte
* rook: beperkte zichtbaarheid
* rook: mogelijk giftig of schadelijk
* rook verbrandingsgassen kunnen brandbare deeltjes bevatten die door stijgende temperatuur alsnog ontsteken
* hitte: letsel aan huid en luchtwegen
* hitte: brand kan niet benaderd en dus niet geblust worden zonder juiste PBMs
andere risico’s:
* brandbevordende stoffen (oxiderend) -> geven zuurstof af bij verwarming en kunnen brand versterken of zelf gaan branden
* te hoge zuurstofpercentage (>21%) (door bijv lekkende zuurstofcillinder): brandbaarheid stoffen neemt toe
* stoffen die reageren met water met hitte of explosie als gevolg (carbid, magnesium, kalium, natrium)
* door hitte brand kunnen tanks en vaten onder druk exploderen
* mechanische apparatuur kan ontstekingsbron zijn
Brand- en explosiegevaarlijke werkomgeving: vlampunt
10.2
Vlampunt: laagste temperatuur waarbij dampen van vloeistoffen in normale luchtomstandigheden ontstoken kan worden -> lagere vlampunt = lichter ontvlambaar
* brandbaar > 55 C
* ontvlambaar: 21 - 55 C
* licht ontvlambaar: 0 - 21 C
* zeer licht ontvlambaar < 0 C en kookpunt < 35 C
zelfontbrandingstemperatuur: laagste temperatuur waarbij gassen of vloeistoffen vanzelf ontbranden (zonder vonk)
Brand- en explosiegevaarlijke werkomgeving: explosiegrenzen
10.2
explosieve stof: stof die explodeert bij vlam zonder aanwezigheid zuurstof
explosieve gassen en dampen: exploderen bij vlam mét aanwezigheid zuurstof in juiste mengverhouding
bij beide is een vonk voldoende om een explosie te veroorzaken. Daarom veilige grenzen aangegeven:
explosiegrens: heeft te maken met mengverhouding zuurstof en damp en gas
* LEL Lower Explosion Limit: onderste explosiegrens -> explosief mengsel -> explosief mengsel + voldoende zuurstof
* UEL Upper Explosion Limit: bovenste explosiegrens -> instabiel mengsel (niet explosief tot er lucht bij komt) -> voldoende brandbare stof + te weinig zuurstof
* range tussen LEL en UEL heeft explosiegebied
* 10% LEL: veilige werkomgeving -> niet explosief mengsel -> te weinig brandbare stof + voldoende zuurstof
Explosiegevaarlijke werkomgeving: maatregelen
10.2
Maatregelen:
* werk met explosieveilige apparatuur en middelen
* maak gebruik van (persoons) explosiemeter -> gebruiker moet op de hoogte zijn van de te ondernemen acties bij alarm
* je mag niet werken in ruimte met waarde boven 10% LEL
* explosiegevaarlijke omgeving mag alleen betreden met toestemming
* geen materialen en middelen die gevaarlijk zijn meenemen in gebied zonder toestemming
* lassen mag enkel met (heet)werkvergunning, maatregelen moeten worden genomen
* Continue toezicht door leiddingegevende vereist
* Waarschuwingsbord verplicht (gele driehoek met Ex )
Brandklassen brandbare stoffen
10.3
Brandbare stoffen kan in verschillende vormen voorkomen = brandklasse
A = vaste stoffen
B = vloeistoffen (dampen)
C = gassen
D = metalen
F = brandbare vetten / vetachtige stoffen
‘*’ = niet geclassificeerd
Blusmiddelen - 3 categorien met 3-3-1 middelen
10.3
Natte blusmiddelen
* water: cat A - zorgt voor afkoeling + verdringt zuurstof door stoomvorming
* stoom / waterdamp: verdringt zuurstof
* schuim: cat A en B en ‘ster’- sluit zuurstof af
AFFF (light water) - cat A en B en ‘ster’ - schuim dat filmlaagje legt op vloeistof, zuurstofdempend. Zeer effectief bij olie en benzine
Droge blusmiddelen
* zand: cat B (beperkt) en D (beperkt) - sluit zuurstof af en zorgt voor (geringe) verkoeling
* bluspoeder: cat ABC / cat BC / cat D - negatieve katalysator -> vertraagt verbranding
* blusgas (CO2): cat B (beperkt) en C (beperkt) - verdringt zuurstof (argon kan ook)
Blusdeken: cat A - sluit zuurstof af, bij persoon in brand en kleine voorwerpen
Blusmiddelen - nadelen blussen met water, schuim, CO2, bluspoeder, zand, deken
10.3
Nadelen blussen water
* waterschade
* elektrisch geleidend
* chemische stoffen kunnen heftig op water reageren (steekvlam, vloeistoffen die uiteen spatten)
* vloeistoffen drijven op water -> brand verspreid zich of rondspatten brandende vloeistoffen
* water zelf is gevoelig voor bevriezing
Nadelen blussen met schuim
* kan elektrische geleidend zijn
* slecht voor milieu
* geeft schade
* kan ook bevriezen
Nadelen blussen met CO2
* kans op vrieswonden door lage temperatuur tank
* kan verstikkend werken door zuurstoftekort -> gebruik in kleine afgesloten ruimte vereist onafhankelijke adembescherming
Nadelen blussen met bluspoeder
* vermindert zicht in kleine ruimten
* geeft erg veel schade en vervuilt
* kans op onsteken brand
Nadelen blussen met zand
* koekt aaneen en verhardt snel
Nadelen blussen met branddeken
* je moet dicht bij bron komen met risico op brandwonden
* persoon of voorwerp blijft branden bij slechte afdichting
Brand: wat doe je? (8)
10.4
Bij ontdekking brand doe je (in deze volgorde):
1. denk eerst aan eigen veiligheid
2. meld brand bij intern alarmnummer of 112
3. waarschuw mensen in omgeving
4. sluit ramen en deuren
5. breng mensen in veiligheid
6. vlucht via aangegeven veilige vluchtroute
7. blus alléén als het kan, maar liever door deskundige!
8. controleer of iedereen veilig is en meld je af
gebruik geen lift -> valt stil bij uitvallen energie en werkt als schoorsteen voor rook
altijd eerst melden! ook bij klein brandje
na melden pas blussen -> geen onaangename verassingen als het niet lukt
veiligheid tijdens brand: vluchten (4) blussen (4) en aftercare (3)
10.4
Vluchten
* veilig vluchten -> blijf laag bij de grond (meeste zuurstof, minste rook en minste hitte)
* volg aanwijzingen en vluchtroutes op
* buiten: beweeg in windrichting om rook te ontlopen
* meld je bij veilige verzamelplaats
Blussen
* rook en hitte zijn grootste gevaren bij brand -> betreed brandende ruimte nooit zonder PBM
* alleen zelf blussen als je geen gevaar loopt het brand klein is
* gebruik juiste blussmiddel en richt op voorwerp, niet op vlammen
* wees bewust op heronsteking door nagloeien
Brandwonden
* koel brandwonden onder zachtstromend lauw water voor 10-20 minuten (slootwater kan ook)
* gebruik nooit te koud water -> kan onderkoeling veroorzaken
* smeer nooit zalf op brandwond -> warmte blijft in wond
Explosiegevaarlijke omgeving - wanneer + europese richtlijnen (4 inclusief zones)
10.5
**Explosiegevaarlijke omgeving door: **
* brandbare gassen en dampen
* brandbare vloeistoffen met vlamput lager dan omgevingstemperatuur
* brandbare stofwolken
Europese richtijn ATEX 137 stelt:
* eisen rondom gebruik mechanische apparaten in explosiegevaarlijke omgeving
* eisen rondom hete leidingoppervlakken in explosiegevaarlijke omgevign
* zoneaanduiding gas (en damp) in lucht:
zone 0 (zeer groot risico - langduring en herhaaldelijk aanwezig)
zone 1 (groot risico - af en toe aanwezig)
zone 2 (risico - kans op aanwezigheid van korte duur)
* zoneaanduiding wolk brandbare stof in lucht:
zone 20 (zeer groot risico - langdurig aanwezig)
zone 21 (groot risico - af en toe aanwezig)
zone 22 (risico - kans op aanwezigheid van korte duur)
Explosiegevaarijke omgeving: voorzorgsmaatregelen door europse wetgeving (6) + explosiemeter
10.5
Maatregelen die volgens ATEX 137 geregeld moeten worden
* wie zones mag betreden
* welke PBMs vereist zijn (antistatische kleding)
* welke arbeidsmiddelen en activiteiten
* welke specifieke voorzorgsmaatregelen getroffen moeten worden
* welke geschreven instructies en voorzorgsmaatregelen aanwezig moeten zijn
* welke opleiding voor werknemers vereist zijn
Explosiemeter:
een van de voorschriften is continue meten van gevaarlijke concentraties in werkomgeving (houdt ook rekening met dichtheid gas, windrichting, afstand tot bron)
wanneer explosiemeter afgaat:
* verlaat ruimte
* schakel eventuele onstekingsbron uit
* informeer leidinggevende
Explosiegevaarlijke werkomgeving: heetwerkwacht
10.5
heetwerkwacht: persoon verplicht aanwezig wanneer heetwerkvergunning vereist is. Volgende taken:
* preventieve acties om brand te voorkomen
* toezien op eisen uit heetwerkvergunning
* bij ontstaan van brand hulpdiensten inschakelen
* begin van brand blussen tot interventieploeg (BHV) of (bedrijfs)brandweer aankomt
* eerste hulp toepassen
heetwerkwacht heeft speciale opleiding gehad