1. Etiologie en pathogenese parodontitis deel 1 Flashcards

1
Q

Wat is de oorzaak van gingivitis?

A

Plaque, maar de heftigheid verschilt per persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er in de mond wanneer men 21 dagen niet poetst?

A

Plaque samentelling verandert van gram+ naar gram- en naar steeds meer viraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is gingivitis?

A

Tandvleesontsteking zonder aanhechtingsverlies. Reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is parodontitis?

A

Tandvleesontsteking met aanhechtingsverlies/afbraak/weefselverlies.
Fibroblasten kunnen niet meer herstellen. Irreversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Er zit een grote variatie in de ontwikkeling van gingivitis. Waarvan is het afhankelijk? (3)

A
  • snelheid plaqueopbouw
  • microflora
  • ontstekingsrespons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kan iedereen gingivitis krijgen? En hoe zit het met parodontitis?

A

Ja, maar niet iedereen kan paro krijgen. Dit is genetisch bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Komt het voor dat gingivitis overgaat in parodontitis?

A

Vaak wel en in verschillende mate
en soms ook niet!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zijn er na een week niet poetsen al veranderingen waarneembaar in de mond? Noem er 3

A
  1. Plaque
  2. Zwelling
  3. Bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn 2 risicofactoren voor parodontitis? (denk aan studie: Java Project)

A
  • Subgingivaal tandsteen
  • A. actinomycetemcomitans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvan is de progressiviteit voor parodontitis afhankelijk? Noem er 3

A
  • Aantal pockets >5 mm
  • Aantal recessies
  • M > V
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Acquisitie =

A

Verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Transmissie =

A

Overgedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is nog meer een grote factor voor parodontitis?

A

Diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is er schematisch te zien bij een gezonde gingiva?

A
  • Parodontale vezels
  • Fibroblasten
  • Beetje plaque
  • Vrijwel geen retelijsten
  • PMN’s (blauwe stipjes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn retelijsten?

A

Uitstulpingen: barriere bieden voor aanval > meer oppervlak dat bescherming kan bieden (vooral goed te zien bij paro)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn verworven factoren voor parodontitis? (5)

A
  • Slechte mondhygiëne/Specifieke flora
  • Verkregen immuunstoornissen
  • Roken
  • Stress
  • Medicijngebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Microbiële aanval “Specifieke Flora”

Welke 3 bacteriën hebben een sterke associatie met parodontitis

A
  • (Pg) Porphyromonas gingivalis (keystone
    pathogen)
  • (Aa) Aggregatibacter actinomycetemcomitans: Actinobacillus actinomycetemcomitans
  • (Tf) Tannerella forsythia: Bacteroides forsythus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn 7 kenmerken van Pg: Porphyromonas gingivalis?

A
  1. Strikt oraal
  2. Strikt anaeroob
  3. Gram negatief staaf
  4. Sterk proteolytisch (eiwitten afbreken)
  5. Zelfbescherming tegen aanvallen (slijmlaag)
  6. LPS
  7. Overdraagbaar
19
Q

Wat zijn 8 kenmerken van de Aa: Aggregatibacter actinomycetemcomitans?

A
  1. Strikt oraal
  2. Facult. anaeroob
  3. Gram negatief staaf
  4. Fermentatief (suiker > zuur)
  5. Leukotoxinen!
  6. LPS
  7. Overdraagbaar
  8. Kan in weefsels migreren
20
Q

Wat kunnen de Aa, Pg, en Tf vormen?

A

Een belangrijk complex

21
Q

Wat doen leukotoxinen?

A

Zorgen ervoor dat leukocyten (PMN) hun werk niet meer kunnen doen

22
Q

Wat is LPS?

A

Lipopolysaccharide

23
Q

Waar bevindt LPS zich?

A

In/op de celwand van gram-negatieve bacteriën

24
Q

Uit welke 3 delen kan je een Lipopolysaccharide verdelen?

A
  1. O-antigen
  2. Core
  3. Lipid-A
25
Q

Wat gebeurt er als een macrofaag een defect aanbrengt bij een gram-negatieve bacterie?

A

LPS komt vrij. Vooral Lipid-A

26
Q

Waarvoor zorgt Lipid-A?

A

Het zet processen in werking

27
Q

Wat activeert Lipid-A? (3)

A
  1. Monocyten
  2. Lymfocyten
  3. Granulocyten
28
Q

Wat produceren de geactiveerde cellen (monocyten, lymfocyten, granulocyten)?

A

Cytokines
(IL-1, TNF-α)

29
Q

Wat zijn cytokines?

A

Ontstekingsmediatoren

30
Q

Welke 2 processen zetten cytokines (IL-1, TNF-α) in werking?

A
  1. Activatie fibroblasten
  2. Activatie osteoclast-voorlopercel
31
Q

Wat gebeurt er als de fibroblasten worden geactiveerd?

A

Vorming MMP’s > afbraak collageen matrix

32
Q

Wat gebeurt er als de osteoclast-voorlopercel wordt geactiveerd?

A

Osteoclast vorming > bot resorptie

33
Q

Parodontale afbraak:

Samenvatting van wat er gebeurd als een macrofaag een gram-negatieve bacterie aanvalt.

A

Er komt LPS vrij. LPS zorgt ervoor dat er monocyten, leukocyten en granulocyten worden geactiveerd. Deze cellen producteren cytocines: IL1 en TNF-a

Deze cytokines zetten 2 processen in werking, namelijk: activatie fibroblasten en osteoclast-voorlopercel.

De fibroblasten vormen MMP’s die zorgen voor afbraak van de collageenmatrix. De osteoclast-voorlopercel vormt osteoclasten die zorgen voor bot resorptie

Leidt tot weefselschade

34
Q

Wat is het grote verschil tussen gingivitis en parodontitis

A

Collageen(bindweefsel) en botafbraak

35
Q

Leg uit hoe parodontale-afbraak werkt (4)

A
  1. Bacteriën/bacteriële producten (LPS) passeren
    pocket-epitheel en penetreren bindweefsel
  2. PMN’s, B- en T-lymphocyten, plasmacellen en
    macrofagen migreren naar gingiva
  3. LPS stimuleert productie van ontstekingsfactoren IL-1, TNF-α (en secundair PGE2
    , MMP (genetisch
    bepaald-genpolymorfisme))
  4. Dit leidt tot weefselschade:
    - Afbraak collageen (bindweefsel)
    - Afbraak van bot
36
Q

Wat produceert een fibroblast bij parodontale afbraak?

A

MMP’s; een soort schaartjes die de matrix doorknippen

37
Q

Wat gebeurt er met de fibroblast als de parodontitis heel ver gevorderd is?

A

Apoptose (celdood)

38
Q

Wat is uit balans bij het ontstaat van parodontitis?

A

Aanval –> microbiële aanval (acquisitie, transmissie) verworven factoren
Afweer –> immuunrespons (genetisch bepaald?)
Effect –> osteoclast activatie (fenotype, uiting van ontsteking, mate van afbraak)

39
Q

Hoe lang, na het hervatten van de mondhygiëne, duurde het voordat de ontstane
gingivitis verdween? Gemiddeld…

A

7 dagen

40
Q

Welke bacteriesoort scheidt naast endotoxine (LPS) géén exotoxine (leukotoxine) uit?

A

Tannerella forsythia

41
Q

Een van de belangrijkste proteolytische (eiwitafbrekende) enzymen is collagenase.
Onder welke proteïnasegroep valt collagenase? Onder de…

A

matrixmetalloproteïnasen

42
Q

Tumor Necrose Factor (TNF-α) heeft een aantal eigenschappen.
Eén van de eigenschappen van Tumor Necrose Factor is het activeren van:…

A

Osteoclasen

43
Q

Bij het syndroom van Papillon Lefèvre (PLS) wordt er vrijwel geen werkzaam cathepsine-C
aangemaakt. Cathepsine-C is een:

A

cysteïneproteïnase

44
Q

De mondhygiënist meet bij een patiënt ter plaatse van de 36 een furcatietoegankelijkheid
van méér dan eenderde, maar minder dan de helft van de kroonbreedte (vanaf occlusaal
gezien).

A

II