Zorgbeleid m.b.t. onderwijszorgvragen Flashcards

1
Q

Wat is UDL?

A

Universal design for learning
= de samenleving zo toegankelijk mogelijk maken voor iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zorg begint bij brede basiszorg. Leg uit.

A
  • gericht op de ontwikkeling van alle leerlingen
  • via krachtige leeromgeving
  • preventief
  • verminderen van risicofactoren
  • versterken van beschermende factoren
  • systematisch opvolgen leerlingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke organisaties werkte een leerlingvolgsysteem uit?

A
  • NL: CITO (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling)
  • Vlaanderen: LVS-VCLB
  • CEGO (Centrum ErvaringsGericht Onderwijs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van LVS binnen de visie van zorgverbreding?

A
  • hefboomfunctie naar kwaliteitsverbetering in het basisonderwijs
  • LVS kunnen problemen vroeger duidelijk maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van zorgverbreding?

A

uitval reeds in een vroeg stadium opmerken en voorkomen dat kinderen later uitvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is zorgverbreding NIET?

A
  • bewijzen hoe goed de school is
  • leerkrachtenevaluatie
  • opbrengst meten (product)
  • leerstofbewaking
  • alles moet altijd weer anders, of niet meer ‘in’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is zorgverbreding WEL?

A
  • aandacht voor ALLE kinderen
  • alle ontwikkelingsdomeinen (lichamelijk, cognitief, dynamisch-emotioneel)
  • continue ontwikkeling (aandacht voor ontwikkelingsperiodes)
  • teamwork (cfr. zorgcoördinatie en leerkrachten)
  • preventie en hulpverlening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zorgbreed werken gebeurd planmatig. Hoe?

A
  • volgens een systematiek (signaleren, analyseren, overleg, handelen, evalueren)
  • drie niveaus: kind-klas-school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar situeren we het LVS?

A
  • een hulpmiddel tot zorgverbreding
  • klasleraar de spilfiguur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het leerlingvolgsysteem?

A

een zorgverbredingsinstrument dat de school- en het CLB-team hanteren bij het begeleiden van leerlingen (!!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef een verdere omschrijving/kenmerken van het LVS?

A
  • brengt systematiek aan
  • geeft aan hoe je best naar kinderen kijkt om hen te volgen en tijdig moeilijkheden op te merken
  • leert systematisch gesignaleerde problemen analyseren
  • geeft de plaats en de functie van het leerlingenoverleg aan
  • biedt waaier van aanpakmogelijkheden, aangepast aan de specifieke behoeften van elk kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 5 stappen van planmatig werken?

A
  1. signaleren
  2. analyseren
  3. overleg
  4. handelen
  5. evalueren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke van deze zijn de drie noodzakelijke componenten?

A
  • signaleren
  • analyseren
  • handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt er bedoeld met signaleren?

A

vorderingen van de individuele leerlingen en leerlinggroepen continu volgen en registreren gedurende een langere periode (wat?, hoe?, hoelang?, objectieve toetsresultaten, observaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt er bedoeld met analyseren?

A

t.a.v. de leerbedreigde kinderen die gesignaleerd werden
- bijkomende aanwijzingen en instrumenten om het leerprobleem verder te onderzoeken
- (sterke en zwakke kanten, foutenanalyse, hypothesen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt er bedoeld met handelen?

A
  • suggesties, aanwijzingen met de bedoeling de gesignaleerde tekorten bij de leerbedreigde leerlingen te remediëren
  • (individueel remediëringsplan, remediëren, evalueren, bijsturen, …)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Op welke verschillende domeinen wordt er planmatig gehandeld?

A
  • sociaal
  • motorisch
  • emotioneel
  • cognitief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de meest gebruikte kleuter-LVS?

A

kindvolgsysteem van CEGO (Centrum ErvaringsGericht Onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Als men een uitspraak wil doen over de kwaliteit van onderwijs, dan overweegt men 3 invalshoeken. Welke?

A
  • de aanpak
    (vb. rijke klasomgeving met veel materiaal, gevarieerd aanbod van activiteiten, gemotiveerde leerkracht, duidelijke grenzen)
  • de effectiviteit
    (vb. evolutie op taalvaardigheid, sociaal vaardiger, beter initiatief, …)
  • het proces
  • welbevinden en betrokkenheid als proces-indicatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn voor- en nadelen van een benadering vanuit de aanpak?

A

+ zorgvuldig te kijken naar wat de leerkracht doen en je weet het antwoord op je vragen
- uitspraken over hoe, over de aanpak nooit uitsluitende garanties bevatten voor de effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn voor- en nadelen van een benadering vanuit de effecten?

A

+ dat je het meetpunt plaatst waar het eigenlijk hoort (meet het onderwijs wat we ervan verwachten)
- dat je pas na een zekere tijd te weten komt of het onderwijs effectief was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn signalen van welbevinden?

A
  • openheid en ontvankelijkheid
  • soepelheid en flexibiliteit
  • zelfvertrouwen en zelfwaardegevoel
  • weerbaarheid en assertiviteit
  • vitaliteit
  • ontspanning en innerlijke rust
  • ten volle genieten
  • in contact met zichzelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: openheid en ontvankelijkheid.

A
  • alerte en open blik
  • laat zich raken door prikkels
  • open voor contacten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: soepelheid en flexibiliteit.

A
  • in nieuwe of vreemde situaties
  • moeilijk van hun stuk te brengen bij frustraties of problemen
  • bereidheid om alternatieven te overwegen en compromissen te sluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: zelfvertrouwen en zelfwaardegevoel.

A
  • straalt zelfverzekerdheid uit
  • durft zichzelf tonen, horen, zien
  • durft uitdagingen aan, met risico op mislukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: weerbaarheid en assertiviteit.

A
  • wil dat men rekening met hem/haar houdt
  • laten niet over zich heen lopen, komen op voor eigen wensen, noden en verlangens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: vitaliteit.

A
  • vol leven en energie
  • levenslust en levenskracht
  • af te lezen van mimiek lichaamshouding: stralende ogen, stevig rechtop en frisse, fitte houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: ontspanning en innerlijke rust.

A
  • natuurlijk gezicht
  • ontspannen spieren, niet verkrampt
  • soepele en vloeiende bewegingen
  • spanningssignalen tijdelijk, gekaderd in doelgerichte handelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: ten volle genieten.

A
  • deugd en plezier aan wat men doet en meemaakt
  • met volle teugen en authentiek, zonder terughoudendheid
  • zichtbaarheid en hoorbaar enthousiast
  • ook soms ‘stille genieters’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Leg volgend signaal van welbevinden verder uit: in contact met zichzelf.

A
  • soepel en vlot contact met zichzelf: eigen behoeften, noden, wensen, gevoelens, gedachten
  • weten wat ze nodig hebben, wensen, voelen en denken
  • sterk doorleefde ervaringen
  • dus ook mogelijkheid tot tijdelijk onaangenamer en negatieve gevoelens (verwerking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de signalen van betrokkenheid?

A
  • concentratie
  • energie
  • complexiteit en creativiteit
  • mimiek en houding
  • persistentie
  • nauwkeurigheid
  • reactietijd
  • verwoording
  • voldoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: concentratie.

A
  • aandacht is gericht op één beperkte cirkel: de activiteit
  • slechts heel intense andere prikkels te bereiken en eventueel afleiden
  • ‘blijft blik geplakt aan materiaal of laat hij geregeld los?’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: energie.

A

kracht en ijver:
- fysiek
- psychisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: complexiteit en creativiteit.

A
  • kind doet iets persoonlijks met het aanbod
  • eigen elementen, echt van hem/haar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: mimiek en houding

A

niet verbale tekenen van betrokkenheid:
- ogen die dromerig in de leegte staren of ingespannen kijken?
- gevoelens bij verhalen van het gezicht te lezen
- houding: bijzondere concentratie of verveling verraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: persistentie.

A

duur van de concentratie:
- activiteit niet makkelijk loslaten
- niet makkelijk door aantrekkelijke nevenactiviteiten te verleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: nauwkeurigheid.

A
  • bijzondere zorg voor het werk
  • rekening met details
  • (niet betrokken: grove borstel, steekt niet nauw)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: reactietijd.

A
  • alert (ook voor nieuwe en relevante prikkels tijdens activiteit)
  • snel ingaand op uitlokkende prikkels
  • motivatie tot actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: verwoording.

A

spontane commentaren van betrokkenheid
- ‘dat was tof hé juf’, ‘nog eens’
- enthousiast beschrijven van activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Leg volgend signaal van betrokkenheid verder uit: voldoening.

A
  • ‘genieten’
  • ‘exploratie’, ‘contact nemen met werkelijkheid’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

betrokkenheid, welbevinden en …?

A

competenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn competenties (als derde dimensie)?

A
  • het geheel van inzichten (= vermogen om de werkelijkheid te begrijpen) en vaardigheden (= vermogen om actief in de wereld in te grijpen) waarover iemand beschikt
  • vrucht van het ontwikkelings- en leerproces
  • resultaat van ‘fundamenteel leren’, van ‘deep-level-learning’
  • niet schoolgebonden
  • ‘omgaan met situaties’
  • basisschemata ondergaan verandering bij diepgaand leren:
  • meer gedifferentieerd
  • op meer ontwikkelde manier met omgeving omgaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat meet het algemeen competentieniveau?

A

mate van succes waarmee kinderen in een waaier van situaties op school en daarbuiten functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Welke twee aspecten kunnen er in het begrip zorgbreedte onderscheiden worden?

A
  1. Is dit kind in ontwikkeling?
    - voldoende zorg op school voor IEDER kind
  2. Is dit kind voldoende breed in ontwikkeling?
    - alle ontwikkelingsgebieden in aanpak en aanbod
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Uit welke drie stappen is het kindvolgsysteem voor kleuters opgebouwd?

A

Stap 1. klasscreening
Stap 2: individuele observatie en analyse
Stap 3. afbakening van werkpunten

46
Q

Wat doe je bij stap 1. klasscreening?

A
  • A en B-vorm
  • uitspraak over alle kinderen van de klas over hun mate van welbevinden en betrokkenheid
  • kinderen identificeren:
  • extra zorg op sociaal-emotioneel vlak
  • extra zorg o.w.v. bedreigde ontwikkeling van competenties
47
Q

Welke 3 niveaus van welbevinden/betrokkenheid onderscheiden we in de A-vorm van klasscreening?

A
  • laag
  • matig
  • hoog
48
Q

Welke 5 niveaus van welbevinden onderscheiden we in de B-vorm van klasscreening?

A
  • uitgesproken laag
  • laag
  • wisselend welbevinden of eerder neutraal
  • hoog welbevinden
  • uitgesproken hoog welbevinden
49
Q

Welke 5 niveaus van betrokkenheid onderscheiden we in de B-vorm van klasscreening?

A
  • weinig tot geen activiteit
  • momenten van onderbroken activiteiten of sporadische activiteit
  • min of meer aangehouden activiteit of weinig intense activiteit
  • activiteit met intense momenten of vrij intense activiteit
  • volgehouden intense activiteit
50
Q

Wat zijn conclusies van een lage score (A) of score 1 en 2 (B)?

A
  • vanuit betrokkenheid:
  • onvoldoende profijt van aanbod, aanbod onvoldoende afgestemd
  • weinig zinvol bezig => nauwelijks ontwikkeling
  • vanuit welbevinden:
  • voelen zich niet goed in de klas, niet gelukkig
  • ROOD: nood aan stap 2
51
Q

Wat zijn conclusies van een matige score (A) of score 3 (B)?

A
  • gedijen niet goed
  • aanbod is onvoldoende afgestemd
  • ontwikkeling dreigt stil te vallen
    => maatregelen tot hoger niveau van welbevinden, meer ontwikkelingskansen
  • oranje (ook voor kinderen waarover nog onvoldoende info beschikbaar is)
52
Q

Wat zijn conclusies van een hoge score (A) of score 4-5 (B)?

A
  • (voorlopig) geen zorgen
  • groen
53
Q

Wat is het verband tussen welbevinden en betrokkenheid?

A

“Een kleuter die zich emotioneel niet goed voelt in de klass, niet ‘gelukkig’ is, komt moeilijker tot activiteit en zeker moeilijker tot betrokkenheid. (en omgekeerd)

54
Q

Uit welke onderdelen bestaat ‘stap 2: individuele observatie en analyse’ van het kindvolgsysteem?

A

Er wordt een dossier geopend met:
- algemene gegevens
- verdere analyse van het welbevinden in de vier relatievelden
- verdere analyse van de betrokkenheid op het aanbod
- betrokkenheid op de belangrijkste ontwikkelingsgebieden

55
Q

Welke algemene gegevens worden in het dossier gezet?

A
  • identificatiegegevens
  • gegevens over de thuissituatie
  • globale indruk, hoe komt de kleuter over:
  • zelfpresentatie
  • uiterlijk
  • temperament
  • opvallende gegevens of gedragingen
56
Q

Welke zijn de vier relatievelden om welbevinden te analyseren?

A
  • relatie tot de leerkracht
  • relatie met de medekleuters
  • relatie met de spel-, klas- en schoolwereld
  • relatie met de gezinsleden en betrokkenen
57
Q

Hoe wordt betrokkenheid op het aanbod geanalyseerd?

A
  • betrokkenheid bij de activiteiten
  • betrokkenheid in relatie tot organisatievormen en aard van sturing
58
Q

Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingsgebieden?

A
  • motoriek
  • expressie, taal en communicatie
  • denken en begripsvorming
  • zelfsturing
59
Q

Wat gebeurd er in ‘stap 3: afbakening van de werkpunten’ van het kindvolgsysteem?

A

(vertrekkend vanuit info stap 2)
- balans van positieve en risicofactoren in het kind en zijn omgeving
- inschatting van de ernst van het probleem
- vastleggen van werkpunten waaraan men als leerkracht wil werken en van wat men bij dit kind graag zou bereiken (!!)

60
Q

Welke soorten interventies kunnen er ondernomen worden?

A
  • algemene maatregelen = werken aan de basisaanpak (1-8) => BREDE BASISZORG
  • acties ondernemen om te sleutelen aan de kwaliteit van de algemene leeromgeving/pedagogisch-didactisch basismilieu
  • voor veel kinderen tegelijk effectief
  • begeleiden van kleuters met sociaal-emotionele zorgvragen (9) => VERHOOGDE ZORG
  • beter contact met zichzelf
  • in voeling met wat hen emotioneel bezighoudt
  • niet verwerkte ervaringen op een bewuste manier doorleven en er beter mee omgaan
  • leidt tot meer adequate interacties met de omgeving/positieve ervaringen terug bovenhand
  • begeleiden van ontwikkelingsbedreigde kleuters (10) => VERHOOGDE ZORG - UITBREIDING VAN ZORG
  • samenwerken met ouders!
61
Q

Wat zijn de 8 actiepunten van de brede basiszorg?

A
  1. de klasruimte in hoeken herschikken
  2. de opvulling van de hoeken grondig aanpakken
  3. nieuwe activiteiten en materialen inbrengen
  4. kleuterinteressen ontdekken en daarop aansluitende activiteiten bedenken en aanbieden
  5. tijdens activiteiten betrokkenheidsverhogende impulsen geven
  6. het vrij kleuterinitiatief uitbreiden en ondersteunen met regels en afspraken
  7. de relatie met elke kleuter en tussen de kleuters verkennen en verbeteren
  8. activiteiten aanbieden die kleuters helpen de wereld van gevoelens, relaties en waarden te verkennen

=> zie slides voor voorbeelden!!

62
Q

Welke 7 interventietypen (actiepunt 9) passen we toe bij kleuters met sociaal-emotionele problemen?

A
  1. positieve aandacht en steun geven
  2. werken aan motorische ontlading en impulsbeheersing
  3. bevorderen van sociaal inzicht en sociale vaardigheden
  4. werken met verhalen
  5. expressie- en verwerkingsmogelijkheden creëren
  6. informatie geven
  7. structuur aanbieden

=> extra voorbeelden op slide!

63
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: positieve aandacht en steun geven?

A
  • koesteren en lichamelijk contact bieden
  • bevestigen en waarderen om het positief gedrag
  • negatief gedrag negeren of voorkomen door tijdig ingrijpen
  • gevoel geven erbij te horen, moeite waard zijn
  • helpen succeservaringen opdoen
  • verantwoordelijkheid geven die men aankan
  • uitdrukkelijk medezeggenschap geven
64
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: motorische ontlading en impulsbeheersing?

A
  • opgekropte spanningen door frustratie, soms energie niet meer in handen => grote onrust, zenuwachtigheid of ontoelaatbaar, agressief gedrag
  • helpen op een aanvaardbare manier af te reageren (LET OP: geen echte oplossing voor onderliggende problematiek, kinderen wel rustiger en opener nadien)
65
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: sociaal inzicht en sociale vaardigheden bevorderen?

A
  • in de knoop met gevoelens: werken rond gevoelens, helpt om zicht te krijgen op de belevingen en er beter mee om te gaan, geleidelijk meer inzicht in sociale situaties en op een gezondere manier conflicten hanteren
  • situaties creëren waarin plezier kan beleefd worden aan contacten of aan samenspel met anderen
66
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: werken met verhalen?

A

bijzonder heilzaam middel om moeilijke ervaringen te verwerken:
- vertolken diepere gevoelens
- bieden gevoel van herkenning
- halen zo kinderen uit hun isolement

67
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: expressie- en verwerkingsmogelijkheden creëren?

A
  • bepaalde attributen aanreiken, via rollenspel nog niet verwerkte ervaringen herbeleven, beter greep krijgen op wat hen emotioneel bezighoudt
  • expressiemateriaal
68
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: informatie geven?

A
  • geven van uitleg kan verlossend werken: vaak maken kinderen vervormingen van de realiteit
69
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: structuur bieden?

A

‘kinderen hebben nood aan duidelijkheid en zekerheid’
- regels en afspraken (?)

70
Q

Wat betekend ontwikkelingsbedreigd? (actiepunt 10)

A

kinderen bij wie de ‘groei’ in één of meerdere ontwikkelingsgebieden is stilgevallen of dreigt stil te vallen

71
Q

Welke 5 interventietypen (actiepunt 10) passen we toe bij ontwikkelingsbedreigde kleuters?

A
  1. ontwikkelen van lichaamsperceptie en psychomotoriek
  2. ontwikkelen van taal-, spraak- en communicatievermogen
  3. bevorderen van denkvermogen en begripsvorming
  4. werken aan zelfsturing
  5. aanbod afstemmen op zwak- en hoogbegaafden

=> voorbeelden op slides !!

72
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: ontwikkelen van lichaamsperceptie en psychomotoriek?

A
  • manier waarop een kind zich bewust is van zijn eigen lichaam
  • via relaxatie-activiteiten, herhaald confronteren met eigen lichaamsgrenzen
73
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: bevorderen van denkvermogen en begripsvorming?

A

van concrete ervaringen en waarnemingen naar denkoperaties op mentaal vlak
- nood aan concreet klasmateriaal dat aanzet tot classificeren en seriëren en omgaan met hoeveelheden
- tijd: dagstrook of klok, weekkalender, maandkalender
- ruimtelijke begrippen
- denken: experimenteermateriaal

74
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: zelfsturing?

A
  • prikkelarm hoekje
  • keuzebord
  • denkhoek: zet je op als je rustig wilt denken
  • scenario’s
75
Q

Hoe kan je werken aan volgende maatregel: aanbod afstemmen op zwak- en hoogbegaafden?

A
  • standaardaanbod van de klas sluit niet aan bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen
  • hoogbegaafden kinderen:
  • uitdagende activiteiten aanbieden
  • steun nodig om plan tot realistische proporties te brengen
  • vaak nood aan plezier in concrete ervaringen
76
Q

Wat is belangrijk bij interventies?

A
  • doorverwijzen en samenwerken met ouders en gespecialiseerde diensten
  • vanaf het moment dat men zich over de kinderen echt zorgen maakt
  • relatieopbouw: voor een probleem
  • op maat van de leerkracht
  • lkrn krijgen de kans om met het KVS te werken en te groeien in het gebruik ervan
  • relatie tot andere LVS:
  • aandacht niet in de eerste plaats op wat kinderen kunnen en niet kunnen, op wat ze hebben bijgeleerd en wat niet
  • WEL: vragen of een kind zich blijft oriënteren op een bepaald ontwikkelingsgebied
77
Q

Wat is de Koala taalscreening?

A
  • screening elke kleuter van 5 jaar op taalvaardigheid Nederlands
  • de screening gaat na of de leerling het Nederlands voldoende beheerst
  • het taalscreeningsinstrument KOALA werd ontwikkeld door het Centrum voor Taal en Onderwijs
  • Anderstalige nieuwkomers moet je niet screenen. Zij krijgen sowieso een taalintegratietraject. Ook kinderen die huisonderwijs volgen, moeten niet gescreend worden.
  • vaststellen welke kleuters extra ondersteuning nodig hebben
  • de screening kan zowel analoog als digitaal afgenomen worden
  • afgenomen tussen 10 oktober en 30 november
  • 7 taken die vertrekken vanuit een herkenbare klassituatie in de derde kleuterklas:
  • Een spel met een hoepel, een turnles, een knutselopdracht, een rommelige eetzaal, een verhaal over konijntjes, de klasbibliotheek of een verjaardag in de klas. Bij de zeven taken horen doe-opdrachten, zoek-opdrachten of kies-opdrachten.
  • De kleuters leggen een deel van de opdrachten individueel af en een deel in een klein groepje van ongeveer 5 kindjes.
78
Q

Wat betekenen de resultaten van de KOALA? (groen - oranje - rood)

A
  • groen = Je kind begrijpt het Nederlands voldoende en heeft voldoende aan basishulp die in de derde kleuterklas aan bod komt.
  • oranje = Je kind begrijpt het Nederlands niet zo goed. Je kind krijgt van de school extra hulp om Nederlands te leren in de vorm van een taalintegratietraject (een taalbad of een volwaardig alternatief).
  • rood = Je kind begrijpt het Nederlands niet goed en zal intensief begeleid worden om Nederlands te leren.
79
Q

Wat zijn de toeters en kontrabas?

A
  • Toetsboekje voor Taal- en Rekenvoorwaarden, Schrijfmotoriek en observatie van werkhouding
  • voorbereidende leervaardigheden in de kleuterklas reeds toetsen
  • eventuele moeilijkheden vroegtijdig signaleren en remediëren
  • kritische kijk
  • geen uitspraken doen over de afzonderlijke deelvaardigheden
  • 11 subtests in 4 schalen (Visueel, Auditief, Rekenen en Visuo-Motoriek)
80
Q

Wat zijn de kenmerken van het LVS-VCLB?

A
  • een didactisch systeem
  • signaleren, analyseren, handelen
  • drie normeringen per schooljaar
  • klasleraar in spilfiguur en MDO draaischrijf
  • focus op de zwakkere leerling…, maar niet uitsluitend
81
Q

Leg uit: het LVS-VCLB als didactisch systeem.

A
  • hoofdbedoeling: leerlingen te volgen wat betreft hun kennis en voortgang in de instrumentele basisvaardigheden (schrijven, lezen, wiskunde)
  • speciale aandacht naar leerlingen die ondermaats presteren of die dalingen vertonen in hun prestatieverloop
  • prestaties: registreren, analyseren, onderzoeken en continu opvolgen
  • !! blijf voldoende aandacht en oog houden voor de niet-cognitieve kanten van de leerling !!
82
Q

Leg uit: signaleren, analyseren en handelen.

A
  • Signaleren: de toetsen moeten…
  • aansluiten bij de geldende leerplannen
  • methodeonafhankelijk zijn
83
Q

Wat zijn de drie niveaus van analyse?

A
  • individueel niveau
  • selectie van zwakke en sterke leerlingen
  • eerste analyse: foutenanalyse
  • verdere analysefiche (inhoud, leerplan, curriculumtoets, hypothesen)
  • klassikaal niveau
  • leerlingkenmerken
  • schoolkenmerken (didactiek, methode)
  • schoolniveau
84
Q

Wat zijn de 3 niveaus van handelen?

A
  • individueel niveau
  • uitvoeren van een hulpvoorstel
  • gebaseerd op de weerhouden hypothesen
  • met gebruik van in het LVS opgenomen materiaal
  • met gebruik van eigen materiaal
  • klassikaal niveau
  • herhalingslessen
  • differentiatie
  • schoolniveau
  • pas na langdurig vaststellen van een bepaald probleem voor de hele school
85
Q

Welke zijn de drie normeringen per schooljaar?

A

begin - midden - einde schooljaar

86
Q

Leg uit: de klasleraar als spilfiguur en MDO als draaischijf.

A
  • hulpmiddel of zorgverbredingsinstrument voor lkr (eerste verantwoordelijkheid voor een optimale schoolse ontwikkeling van alle kinderen)
  • MDO: draaischijf tussen zorgverbreding, brug tussen signalering en hulp
87
Q

Leg uit: focus op de zwakkere leerling…maar niet uitsluitend.

A
  • vooral zwakke kinderen signaleren: schoolse signaleringstoetsen, die niet té moeilijk mogen zijn (toetsen bevatten de reeds behandelde leerstof)
  • zwakkere leerling zal meestal opvallen
  • (cfr. hoofdstuk cognitief sterk functionerende leerlingen)
88
Q

Hoe ziet het signaleren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk?

A
  • m.b.v. een reeks gestandaardiseerde instrumenten en op regelmatige tijdstippen de vorderingen van alle leerlingen bewaken
  • het concrete materiaal: cfr. aparte deelpublicaties van LVS-VCLB
89
Q

Hoe ziet het signaleren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk…voor de toetsen?

A
  • gestandaardiseerde instrumenten/objectieve toetsen
  • nieuwe toetsen
90
Q

Wat zijn de voorwaarden van toetsen?

A
  • aansluiten bij gelde leerplannen
  • methode-vrij/methode-overstijgend/methode-onafhankelijk
  • doel: presentaties van elke leerling vergelijken met andere leerlingen of in vergelijking met zichzelf op vroegere toetsmomenten
  • vraag: verworven kennis?, vaardigheidsniveau, ongeacht de gebruikte leermethode?
  • kort, met een beperkte afnametijd
  • periodiciteit van afname
  • opeenvolgende toetsen inhoudelijk op elkaar afstemmen
  • gemeten vaardigheden moeten dezelfde zijn in opeenvolgende toetsen
  • afstemming op vlak van vormgeving, manier van afname en verbeteren
  • gestandaardiseerde toetsen
  • voldoen aan betrouwbaarheidscriterium
91
Q

Hoe ziet het signaleren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk…voor de normen?
Waarom zijn er normen?

A
  • elke prestatie van elke leerling vergeleken met de prestaties van een grote groep leerlingen die dezelfde toets op dezelfde manier en op hetzelfde tijdstip hebben afgelegd (=ijkingsgroep/normgroep)
  • vaardigheidszones A, B, C, D, E
92
Q

Hoe ziet het signaleren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk…voor de normen?
Hoe komt men tot die normen?

A
  • ruwe score
  • percentielen: geven aan hoeveel procent van de lln van de proefgroep onder een bepaalde ruwe uitslag ligt
  • geeft dus een rangorde aan of de plaats die men inneemt in een groep van 100 mensen
  • LVS: gegroepeerd per 5
  • afgerond naar beneden
93
Q

Hoe ziet het signaleren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk…voor de interpretatie?

A
  • remediërende zorgverbreding
  • kritische lijn of kritisch punt
  • scores die in het laagste kwartiel vallen, verdienen speciale aandacht (zone D en E)
  • preventieve zorgverbreding
  • hoe evolueren kinderen?
  • kritische verandering: bruuske of geleidelijke afzwakking
  • de sterke presteerder: zit een bepaalde leerling stééds in de hoogste zone (zone A, minimaal 3x na elkaar)
94
Q

Wat is een bruuske afzwakking?

A

ineens afzwakken met twee zones van de ene meting naar de andere

95
Q

Wat is een geleidelijke afzwakking?

A

tweemaal na elkaar afzwakken met één zone

96
Q

Hoe ziet het signaleren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk…voor de registratie?

A
  • registratieformulieren:
  • makkelijk hanteerbaar
  • zo overzichtelijk mogelijk
  • sober
  • schrijfwerk of tijdsbesteding tot een minimum beperken
  • op een eenvoudige wijze toelaten de leerlingen te vinden die (dreigen) niet optimaal van het onderwijsaanbod (te) profiteren
97
Q

Hoe ziet het signaleren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk…voor de foutenanalyse?

A
  • tussenstap tussen signaleren en handelen
  • voor de gesignaleerde leerlingen moet de klasleraar maatregelen uitwerken
98
Q

Hoe ziet het analyseren bij LVS-VCLB eruit in de praktijk?

A
  • klasanalyse: vaststellingen die kunnen leiden tot herhaalde of verlengde instructie in de klas
  • individuele analyse: voorbereiding van specifieke interventies
  • kunstmatig onderscheid: eerste en verdere analyse => VERHOOGDE ZORG
  • eerste analyse = toetsprestatie grondig bekijken (= foutenclassificatie), goede analyse wijst weg naar betere aanpak (analysebladen) => hypothesen
  • verdere analyse: die hypothesen op hun juistheid toetsen (= hypothesetoetsing)
99
Q

Hoe ziet het handelen bij LVS-VCLB eruit in de praktijk?

A
  • er is een naadloze overgang van signaleren naar handelen (zorgverbredingsinstrument) via analyse
  • analyse en handelen gaan voortdurend in elkaar over: handelingsgericht diagnostisch denken
  • hypothesen stellen en vervolgens toetsen: ‘al handelend’
  • diagnostiek op taakniveau
100
Q

Hoe vaak moet de LVS minimum afgenomen worden?

A
  • 2x per jaar
  • B+M of M+E
101
Q

Wat is een kritische noot op het LVS-VCLB?

A
  • het beste LVS moet nog uitgevonden worden
  • allerbelangrijkste: signaleren, analyseren en handelen
  • LVS moet gedragen en uitgevoerd worden door ALLE leden van het team:
  • positief klimaat wenselijk van collegiaal schoolsysteem, gemotiveerd leerkrachtenteam en gestructureerd schoolbeleid
  • niet overhaast, stapsgewijs en in overleg inbouwen
102
Q

Wat meet de AVI-toets?

A

technische leesvaardigheid

103
Q

Wat zijn de stappen van de AVI-toetsen en AVI-bepalingen?

A
  • Stap 1: Technisch lezen
  • Stap 2: DMT en AVI-kaarten
104
Q

Leg de eerste stap van de AVI-toetsen en AVI-bepalingen uit.

A
  • brede basiszorg
  • technisch leesniveau klassikaal bepalen van alle leerlingen - de toetsen Technisch Lezen (1ste lj: Leestechniek + 2e-6e lj: Leestempo)
  • nieuwe AVI-niveau volgt uit die toetsen
  • leesboeken worden erop afgestemd
105
Q

Hoe wordt de AVI-toets afgenomen in het 1ste leerjaar?

A

startscores (klassikaal) + vervolgscore (2 versies: lage en hoge scores)

106
Q

Hoe wordt de AVI-toets afgenomen in het 2de tot 6de leerjaar?

A

tekst voorgelegd waarin lln telkens een keuze moeten maken uit drie op elkaar lijkende woorden (= decodeertaak)

106
Q

Leg de eerste stap van de AVI-toetsen en AVI-bepalingen uit.

A
  • zwakke lezers en/of leerlingen met twijfels
  • verder toetsing met de Drie-Minuten-Toets en de AVI-leeskaarten (meer diagnostische informatie
  • instructie-, beheersings- en frustratieniveau bepalen via de kaarten: hardop
  • nadere analyse van de technische leesvaardigheden
107
Q

Hoe neem je de DMT af?

A
  • snelheid waarmee afzonderlijke woorden worden verklankt
  • 3 leeskaarten (3 parallelversies)
  • klankzuivere woorden
  • eenlettergrepige woorden
  • twee-meerlettergrepige woorden
  • 1 minuut per kaart
108
Q

Hoe neem je de AVI-kaarten af?

A
  • de vlotheid waarmee teksten worden verklankt
  • 10 leeskaarten (M3 tot E7)
  • twee versies: A en B per kaart
  • hardop lezen
109
Q

Hoe worden de resultaten van de AVI-toetsen en AVI-bepalingen geanalyseerd?

A
  • o.b.v. het aantal fouten en de leestijd
  • beheersings-, instructie- en frustratieniveau
  • remediëren op het hoogst behaalde instructieniveau
  • 1ste leerjaar: eventueel nog Grafementoets en Toets voor Auditieve Synthese
110
Q

Hoe een AVI-boek kiezen?

A
  • scores op toetsen Technisch lezen en op AVI-kaarten bieden een vaardigheidsscore
  • basis AVI-niveaus: technische moeilijkheid
  • CLIB: begripsmatige moeilijkheid
111
Q

SAMENGEVAT: 1.2., 1.3., 1.4., 2., 3.1., 3.3., 3.4.
(enkel lezen, geen examenstof, 7 slides)

A

1.2. Verhoogde zorg voor sommige leerlingen
- Fase in het zorgcontinuüm waarbij de school extra zorg voorziet onder de vorm van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, afgestemd op de specifieke onderwijsbehoeften van bepaalde leerlingen en voorafgaand aan de fase van uitbreiding van zorg.

1.3. Uitbreiding van zorg voor enkele leerlingen
- Fase in het zorgcontinuüm waarbij de school de maatregelen uit de fase van verhoogde zorg onverkort verderzet en het CLB een proces van handelingsgerichte diagnostiek opstart.

1.4. Individueel aangepast curriculum voor enkele leerlingen

  1. Handelingsgericht werken
    - zeven uitgangspunten:
    1. doelgericht werken
    2. transactioneel (wisselwerking en afstemming)
    3. onderwijs- en opvoedingsbehoeften staan centraal
    4. de leerkracht en de ouders doen ertoe
    5. positieve aspecten benutten
    6. constructief samenwerken
    7. systematisch en transparant

3.1. Handelingsgerichte diagnostiek
- intakefase
- strategiefase
- onderzoeksfase
- indiceringsfase
- adviesfase
- interventie en evaluatie

3.3. Faire diagnostiek
- vooral in de onderzoek- en indiceringsfase:
* specifiek rekening houden met mogelijk storende factoren en contextfactoren
* onderscheid tussen leerlingen met problemen die door de ontwikkelingscontext veroorzaakt zijn en leerlingen met leer- en ontwikkelingsstoornissen
- belangrijk onderscheid: beide categorieën vragen andere indicering en interventies

3.4. Handelingsplan
- beschrijft concrete aanpak en interventies in de klas en op school voor een bepaalde leerling, zoals afgesproken in de adviesfase
- doelgericht en efficiënt handelingsplan:
* beginsituatie
* doelstellingen (SMARTI)
* inhoud en organisatie
* termijn
* evaluatie